Article

De herziene regelgeving tot bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, R.D.C.-T.B.H., 2006/9, p. 883-901

De herziene regelgeving tot bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

Eric De Gryse [1]

TABLE DES MATIERES

Algemene benadering a) Verhinderen dat de geografische aanduiding tot soortaanduiding verwordt

b) Verhinderen van de individuele toe-eigening van de benaming

c) Versterking van de bescherming tegen onrechtmatig gebruik

d) Ontwikkeling van erkennings- en registratiesystemen

Toepassingsgebied

Registratieprocedure en lastenboek

Overgangsregeling

Kwaliteitsgarantie en -controle

Beschermingsomvang

Merken

Exclusief systeem van bescherming

Alternatieve bescherming: het collectief merk

Gegarandeerde traditionele specialiteiten

Besluit

SAMENVATTING
De Europese reglementering tot bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, die rechtsreeks toepasselijk is in de lidstaten en een exclusief systeem van bescherming uitmaakt voor benamingen van producten die een bewezen link hebben met hun gebied van herkomst en productie, heeft steeds meer effect op het terrein. Dit zal slechts toenemen, nu ook de mogelijkheden voor landen buiten de Unie om hun geografische aanduidingen hier te laten beschermen, sterk zijn vereenvoudigd en het systeem als een stimulans voor de streekgebonden landbouw en de zeer gewaardeerde kieskeurige consument geldt.
De hier besproken verordening is sectorieel gebonden, doch ook in andere sectoren (zoals voor wijnen en gedistilleerde dranken) wordt de regelgeving aangepast en op dezelfde leest geschoeid.
De verordening kent aan geregistreerde en op Europees vlak erkende benamingen een sterke beschermingsomvang toe tegen alle vormen van misbruik en tegen de verwording tot soortnaam. De registratie veronderstelt de goedkeuring van een productdossier dat certificatie en labelisering mogelijk maakt. Ook de afbakening ten opzichte van individuele merken en homonieme benamingen wordt geregeld.
In België spelen de gewesten een voorname rol bij het implementeren van de verordening, nu zij de eerste aanspreekpartner zijn voor belanghebbende groeperingen om op Europees vlak bescherming van lokale en regionale aanduidingen mogelijk te maken.
Als alternatieve vorm van bescherming bestaat het collectief merk. De bescherming van traditionele specialiteiten behelst een ander concept, maar heeft een parallelle structuur.
RESUME
La réglementation européenne relative à la protection des indications géographiques et des appellations d'origine des produits agricoles et des denrées alimentaires a de plus en plus d'impact sur le terrain. Cette réglementation est directement applicable dans les États-membres et elle constitue un système exclusif de protection des appellations des produits dont un lien avec leur aire géographique d'origine et de production peut-être démontré. Cette importance ne fera que croître notamment du fait de la simplification des possibilités laissées aux pays tiers de protéger leurs indications géographiques dans l'Union européenne. La protection conférée aux indications géographiques constitue un stimulant pour l'agriculture traditionnelle dans des régions rurales et est de nature à rencontrer les exigeances du consommateur averti tant apprécié.
Le règlement commenté est sectoriel, mais dans d'autres secteurs également (comme celui des vins et boissons spiritueuses), des projets de réformes, taillées sur le même modèle, sont en cours.
Le règlement reconnaît aux appellations reconnues et enregistrées sur le plan européen une forte protection contre toutes formes d'abus et contre la dégénérescence de l'appellation en nom générique. L'enregistrement suppose l'approbation d'un cahier des charges permettant la certification et un contrôle de conformité. Le règlement délimite aussi le champ de protection des indications par rapport aux marques individuelles et appellations homonymes.
En Belgique, les régions jouent un rôle prépondérant dans la transposition du règlement, vu qu'elles sont le premier interlocuteur pour les groupements intéressés à la protection sur le plan européen, des appellations locales et régionales.
La marque collective constitue une forme alternative de protection des indications géographiques . La protection des spécialités traditionnelles comprend un concept différent, pour lequel une structure semblable a cependant été mis en place.
Algemene benadering

1.Sinds 31 maart 2006 is een nieuwe Europese verordening van kracht inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouw­producten en levensmiddelen [2].

Deze verordening vervangt het systeem dat op communautair niveau in voege is sinds 24 juli 1992 [3] en bouwt voort op de verwezenlijkingen ervan. De benamingen die onder de oude verordening nr. 2081/92 zijn geregistreerd genieten ook bescherming onder de nieuwe verordening en blijven erkend. Tevens wordt de tot stand gekomen rechtspraak van het Hof van Justitie geïntegreerd en is de nieuwe wetgeving aangepast aan de internationale vereisten onder het TRIPs-verdrag [4]. Eén van de redenen om snel tot een nieuwe verordening te komen lag immers in het standpunt dat het Dispute Settlement Body binnen de Wereldhandels­organisatie op 20 april 2005 innam ten opzichte van klachten die door de Verenigde Staten en Australië waren ingediend tegen de verordening nr. 2081/92 [5]. Daarbij is geoordeeld dat de verordening het assimilatie- en reciprociteitsbeginsel (nationale behandeling - art. 3.1. TRIPs) ten opzichte van aanvragen tot registratie afkomstig uit derde landen, schond. Ook de regels rond compatibiliteit tussen oorsprongsbenamingen en merken, kwamen in deze beslissing aan de orde. De verordening diende te worden aangepast vóór 1 april 2006. Dit is dus gebeurd.

Zoals voorheen reeds het geval was heeft de verordening opnieuw een tweelingzusje met een herzien systeem van specificiteitscertificering [6].

2.De bescherming van gekwalificeerde geografische aanduidingen uit de landbouwsector, middels registratie, kwaliteitscontrole en het toekennen van een label is dus op Europees vlak ruim een decennium lang aan een gestage opmars bezig. In België was het beleid op het gebied van de bescherming door middel van registratie van bepaalde benamingen jarenlang getekend door een grote passiviteit. De enige onder de verordening erkende aanduidingen zijn nog steeds Jambon d'Ardenne, Beurre d'Ardenne, Fromage de Herve en Paté Gaumais. Dit staat in schril contrast met de activiteit van sommige andere landen: in het totaal zijn sinds 1993 meer dan 700 aanduidingen geregistreerd, waaronder zo'n 150 voor kazen, 160 voor vleesproducten, 150 voor verse of geconditioneerde groenten en fruit en 80 voor olijfolie. Meer dan 300 aanvragen zijn nog in behandeling [7].

Toch lijkt het tot een ommekeer te komen. Zowel van overheidswege als in de lokale voedings- en drankenindustrie wordt nagedacht over de mogelijkheid deze bescherming aan te vragen: de gewestelijke wetgeving speelt thans uitdrukkelijk in op de verordening, zodat de kanalen langswaar een aanvraag moet worden ingediend vrij duidelijk zijn en we leren uit persberichten allerhande dat waar men er belang bij heeft, de idee van “Europese bescherming” niet ver af is [8]. Ook het indienen van de aanvrage op Europees vlak gaat gepaard met heel wat publiciteit en fiere aankondigingen, zoals onlangs bij de publicatie van de aanvrage voor de G­eraardsbergse mattentaarten [9].

Het is inderdaad niet omdat er bij ons weinig erkende benamingen zijn dat er geen waardevolle geografische aanduidingen gebruikt worden bij het aanduiden van producten en dat de bescherming ervan niet nuttig zou zijn (een voorbeeld zijn de vele streekbieren of kazen die onder een geografische aanduiding worden verkocht). Alleen moet men precies inzien welke belangen worden gediend bij een aanvraag tot bescherming onder de verordening en dus wat de draagwijdte ervan is. Het valt ook niet te ontkennen dat de verordening een vergaand systeem uittekent waarin het indienen van een aanvraag heel wat inspanning, organisatie en initiatief vraagt en dit op collectief vlak, alleen al bv. voor de juiste definiëring van het product en de controleorganismen alsook voor de opmaak van een dossier waaruit de link met het territorium blijkt.

3.Eenmaal bescherming onder de verordening wordt verkregen ontstaat een uitsluitend recht op gebruik van de aanduiding met geografische component, dat voorbehouden is aan producten die aan de vastgelegde criteria voldoen.

Aldus wordt een uitsluitend recht, dat meestal wordt gerekend tot de immateriële intellectuele eigendomsrechten, precies omschreven en versterkt. Het recht op een geografische aanduiding is echter in de eerste plaats een recht op het gebruik ervan, eerder dan een eigendomsrecht. Dit gebruiksrecht komt toe aan eenieder die het lastenboek of productdossier dat bij de registratie hoort, respecteert. Ook de afgrenzing van het geografisch gebied waarin bepaalde handelingen van het productieproces moeten plaatsvinden, maakt daar deel van uit. Er is geen “titularis” of “houder” van de geregistreerde geografische aanduiding in de zin dat deze aan iemand zou “toebehoren” of hem een eigendomsrecht zou verlenen. Onder de verordening nr. 510/2006 dient de aanvraag tot registratie te worden ingediend door een “groepering”, maar ook deze groepering kan zich niet als “titularis” of “eigenaar” van de geregistreerde aanduiding beschouwen, al staat zij wel in het productdossier vermeld. Zo kan bijvoorbeeld een andere groepering een procedure instellen tot aanpassing van het lastenboek (met inbegrip van de geografische afbakening van het gebied).

In deze lijn is het ook uitgesloten dat een geografische aanduiding het voorwerp zou uitmaken van juridische handelingen zoals een licentie, overdracht of in pandgeving, hetgeen bij klassieke intellectuele eigendomsrechten uiteraard wel kan. Vandaar ook dat het bijzonder delicaat wordt wanneer op geografische aanduidingen zuivere (en individuele) intellectuele rechten zoals merkenrechten worden gevestigd. Dit geeft aanleiding tot mogelijk complexe geschillen en tegenstellingen waarop regels van toepassing zijn die men zowel in het merkenrecht als in de regelgeving op de geografische aanduidingen terugvindt.

Het uitsluitend recht op een aanduiding komt voort uit de mogelijkheid zich te verzetten tegen het gebruik van tekens die inbreuk maken op de geografische aanduiding of die worden gebruikt in omstandigheden welke misbruik uitmaken. Het recht om hiertegen op te treden is niet voorbehouden aan “de titularis”, maar staat open voor elke belanghebbende.

4.Het concept van de geografische aanduiding en de rechten die daaraan vastgekoppeld worden is erg cultuur-historisch gebonden, waardoor zeer verschillende benaderingen zijn ontstaan. Het in Zuiderse Europese landen, zoals Frankrijk, gekende sterke en haast publiekrechtelijke statuut van de “appellations d'origine contrôlées” is ongekend in Angelsaksische landen, waar een meer privaatrechtelijke benadering - bescherming via het merkenrecht - gangbaar is.

Ook naar gelang de sectoren verschilt het systeem en het belang van de bescherming van dergelijke aanduidingen. In de Europese (landbouw)wetgeving kennen de wijnbouw­sector, de sector van de gedistilleerde dranken, mineraal water en bronwater, en tenslotte (andere) landbouwproducten en levensmiddelen elk hun eigen systeem dat afwijkt van de gemeenrechtelijke regels die voor overige producten (ook buiten de landbouwsector) gelden.

Ten slotte is er een gradatie in de verschillende categorieën geografische aanduidingen. Naar Belgisch recht behelst het begrip “geografische aanduiding” in brede zin verschillende categorieën aanduidingen, die gaan van de eenvoudige herkomstaanduiding (zonder gewaarborgde en objectieve link met de kwaliteiten van het product) tot gecontroleerde oorsprongsbenamingen die slechts mogen worden gebruikt voor producten waarvan de eigenschappen gelieerd zijn aan het geografisch milieu et waarvan het gebruik is ondergeschikt aan het naleven van een productdossier [10].

In de regel wordt de onderscheidingsfunctie van al deze aanduidingen, die de geografische herkomst van de producten aangeeft, door de rechtspraak beschermd. Dit is overeenkomstig het gemeen recht en de regels inzake eerlijke handelsgebruiken en bescherming en voorlichting van de consument [11], in het bijzonder het geval tegen het gebruik van misleidende of bedrieglijke aanduidingen.

5.Daarnaast bestaan ook andere aanduidingen met een geografische connotatie, die echter soortaanduidingen met een generieke betekenis zijn. Deze aanduidingen geven niet meer de geografische herkomst van de producten aan (Chinese inkt, Brusselse spruitjes, Camembert, Gouda,…). In het algemeen is de perceptie van het publiek bepalend voor het antwoord op de vraag of een bepaalde aanduiding slechts een generische functie heeft, dan wel verwijst naar de geografische herkomst van een product [12].

Ten slotte zijn er aanduidingen met een geografische connotatie die een zuiver fantasiekarakter hebben en waarvan voor eenieder duidelijk is dat zij niet verwijzen naar een geografische herkomst noch naar een soort waren (bv. bepaalde merken: Alaska voor ijsjes of Mont Blanc voor schrijf­gerief).

6.De systemen die aangewend worden om de bescherming van geografische aanduidingen te verzekeren lopen dus sterk uiteen. Men dient zowel rekening te houden met het gemeen recht en de algemene bepalingen inzake onrechtmatige mededinging, als met de bijzondere wetgeving die voor bepaalde categorieën van geografische aanduidingen een meer objectieve en versterkte bescherming voorziet.

Vier punten komen steeds terug wanneer men dergelijke versterking van de bescherming op het oog heeft. Men vindt ze bijvoorbeeld reeds terug in de Overeenkomst van Lissabon van 1958 [13], die tussen verschillende toegetreden lid­staten een systeem van internationale erkenning en bescherming van oorsprongsbenamingen opzet. Het is nuttig deze punten nog eens aan te halen omdat de verordening nr. 510/2006 er ook op inspeelt.

a) Verhinderen dat de geografische aanduiding tot soortaanduiding verwordt

Toelaten dat geografische aanduidingen slechts worden gebruikt ter omschrijving van de aard of specifieke hoedanigheid van producten kan ertoe leiden dat deze, onbeschermd, generieke aanduidingen worden. Eenmaal erkend dat een geografische aanduiding in feite een generieke productbenaming is, kan tegen het gebruik ervan voor producten uit andere gebieden vanzelfsprekend niet worden opgetreden in naam van de bescherming van geografische aanduidingen. In de ogen van het publiek is de onderscheidingsfunctie immers veranderd: deze heeft geen betrekking meer op de herkomst, maar enkel nog op de aard van het product in kwestie.

Een versterking van de bescherming houdt in dat men de verwording tot soortnaam bemoeilijkt of uitsluit.

In internationale context ontstond hierbij steeds de bezorgdheid hoe kon worden beoordeeld wanneer een bepaalde benaming een soortaanduiding werd en wie (in welk land) daartoe gerechtigd was. Geografische aanduidingen kunnen immers in het land van herkomst perfect beschermenswaardig zijn, doch in het buitenland een generieke benaming of aanduiding uitmaken.

Een correcte toepassing van het territorialiteitsprincipe vereist dat elk land dit zelf beoordeelt. Ter beantwoording van de vraag of een Franse aanduiding van herkomst of benaming van oorsprong in Duitsland bescherming krijgt, dient bijvoorbeeld de Duitse rechter aan de hand van de perceptie van deze benaming in Duitsland een oordeel te vellen. Een dergelijke benadering is vooral door Frankrijk, dat de internationale bescherming van haar benamingen van oorsprong beoogde en de theorie van de onaantastbaarheid (“imprescriptibilité”) ervan verdedigde, fel bestreden [14].

Onder de verordening geldt een oplossing op communautair niveau (infra). Ook nu nog onderhandelt men, zij het moeizaam, binnen de WHO over de wederzijdse erkenning van oorsprongsbenamingen. Het reciprociteitsbeginsel, waardoor buitenlandse benamingen slechts in de Europese Unie zouden worden beschermd als ook Europese in het derde land bescherming genieten, is echter uit de verordening gehaald.

b) Verhinderen van de individuele toe-eigening van de benaming

Een geografische aanduiding is, als recht van een collectiviteit, verbonden aan het gebied van oorsprong en in principe niet monopoliseerbaar. Nochtans wordt soms merkenrechtelijke bescherming van dergelijke aanduidingen nagestreefd. Daar de geografische aanduiding in bepaalde omstandigheden de onderscheidingsfunctie van een merk kan vervullen, is de mogelijkheid tot vestiging van een merkenrecht niet principieel uit te sluiten, maar wel beperkt. Een conflict­situatie tussen het uitsluitend recht op een individueel merk en het collectief karakter van het gebruiksrecht op de geografische aanduiding moet vermeden worden. Daarnaast mag het gebruik als merk geen afbreuk doen aan de geografische aanduiding en moeten problemen van misleiding en aanhaking worden uitgesloten.

Versterking van de bescherming van geografische aanduidingen herleidt de mogelijkheden tot vestiging van individuele rechten op de aanduiding, hetgeen kan uitmonden in een absoluut inschrijvingsverbod.

c) Versterking van de bescherming tegen onrechtmatig gebruik

De versterking van de bescherming tegen het onrechtmatig gebruik van geografische aanduidingen is belangrijk om toe te laten efficiënt te reageren tegen de praktijk van de zogenaamde “delokaliserende aanduidingen”. Het gaat om aanduidingen waarmee producenten die een geografische aanduiding gebruiken, alhoewel hun product niet uit het aangegeven gebied komt, denken - in sommige omstandigheden terecht - elke misleiding uit te sluiten: de geografische aanduiding duidt niet meer op de herkomst, maar op een bepaalde productiemethode, hoedanigheid of kwaliteit van het product. Typevermeldingen zijn: “op … wijze”, “soort”, “stijl”, “méthode”, …

Dergelijke praktijken kunnen echter bijdragen tot de verwatering van de geografische aanduiding en haar evolutie tot soortnaam in de hand werken. Soms worden zij veroordeeld als een vorm van onrechtmatige aanhaking of, afhankelijk van de omstandigheden, omdat een misleidingsrisico toch niet helemaal uitgesloten is. Dit is echter niet steeds het geval. Bij een specifieke bescherming zal men er dan ook naar streven de delokaliserende aanduidingen van rechtswege als onrechtmatig te bestempelen en te verbieden.

Een ander probleem vormen de homoniemen. Vrij dikwijls ontdekt men dat “nietszeggende” dorpjes of streken dezelfde naam dragen als een bekende en beschermde benaming van oorsprong (zo is er bv. een dorpje met de naam Champagne, waar wijn en koekjes worden geproduceerd, in Zwitserland) [15]. Vergelijkbaar is de situatie wanneer traditionele benamingen voor producten uit bepaalde streken blijken samen te vallen met beschermde geografische aanduidingen (bv. de namen van wijnen uit Californië die naar Franse wijnbenamingen verwijzen). Deze problematiek ligt op internationaal vlak bijzonder delicaat.

d) Ontwikkeling van erkennings- en registratiesystemen

Een versterkte (“automatische”) bescherming verlenen aan bepaalde categorieën van geografische aanduidingen brengt een probleem van rechtszekerheid met zich mee. Hoe kunnen producenten, administraties of rechters, vooral in internationale context en bij overschrijding van het territorialiteitsprincipe, weten welke aanduidingen wel en welke niet als soortnaam kunnen worden gebruikt?

Een oplossing ligt in de registratie van de beschermde aanduidingen. Daar dan zeer gemakkelijk en zonder twijfel geweten is welke aanduidingen beschermd zijn, verhoogt dit de rechtszekerheid zodat een groot obstakel voor een objectieve bescherming wegvalt.

Frankrijk introduceerde de registratie van de Franse benamingen van oorsprong in menig bilateraal verdrag met haar handelspartners [16]. Voorbeelden van internationale “multilaterale” registratiesystemen zijn te vinden in de Schikking van Lissabon, alsook in de verordening nr. 2081/92. Op internationaal vlak (WHO) blijkt het opzetten van dergelijk register opnieuw een heikel punt, waarover geen akkoord wordt gevonden.

Zoals reeds vermeld heeft een registratie- en erkenningssysteem echter ook een ander voordeel: de voorwaarden voor het gebruik van een bepaalde benaming kunnen worden omschreven en vastgelegd, met inbegrip van het geografisch gebied, en nadien kan worden gecontroleerd of de producten die de erkende benaming dragen aan deze voorwaarden voldoen (het systeem van de zgn. “appellations d'origine contrôlées”). De geografische aanduiding wordt dan een echt kwaliteitslabel, vergelijkbaar met een keurmerk.

7.In onderhavige bijdrage gaat onze aandacht uit naar het systeem van de nieuwe verordening nr. 510/2006. In deze materie is dit vandaag ongetwijfeld de belangrijkste wettekst. Voor een meer algemene benadering van de bescherming van geografische aanduidingen kunnen we verwijzen naar de bestaande literatuur [17].

Toepassingsgebied

8.De Europese verordening nr. 510/2006 voorziet een versterkte bescherming voor oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen voor bepaalde categorieën producten op voorwaarde dat zij geregistreerd zijn.

De verordening nr. 510/2006 heeft een specifiek toepassingsgebied, maar vormt daarbinnen een uitsluitend systeem dat uiteraard rechtsreeks toepasselijk is in al de lidstaten. Sinds de invoering van het systeem is gebleken dat het toepassingsgebied van de verordening zeer breed is, omdat het vereiste van een bewezen link tussen een product en het betroffen territorium ook louter op de reputatie kan slaan, tenminste om een “beschermde geografische aanduiding” te verkrijgen.

9.De verordening viseert voor menselijke consumptie bestemde levensmiddelen, alsook enkele andere landbouwproducten die vermeld staan in de bijlagen [18].

Uitgesloten van het toepassingsgebied is de voor dit domein belangrijke wijnbouwsector. Deze sector kent een eigen regeling waarbij de gangbare nationale termen die duiden op een geografische Europees worden erkend [19]. Zelfs in België erkennen de gewesten sinds kort lokale oorsprongsbenamingen voor wijnen [20]. De sector van de gedistilleerde dranken heeft een vergelijkbare regeling [21]. In beide laatstgenoemde sectoren werkt men aan een herziening om onder meer ook hier de nodige aanpassingen aan het TRIPs-verdrag te verwezenlijken [22].

10.De begrippen “oorsprongsbenaming” en “geografische aanduiding” worden op een welbepaalde manier, die aansluit bij het traditionele begrip van de oorsprongsbenaming zoals gedefinieerd in artikel 2 van de Schikking van Lissabon of in artikel 16 WHPC, gedefinieerd [23]. Het gaat telkens om een productnaam waarin de naam van een geografisch gebied wordt gebruikt dat duidt op de herkomst van het product. Bovendien moet een link kunnen worden gelegd en bewezen tussen dit gebied van geografische oorsprong en het product. Ten slotte moet ook het productieproces in het gebied plaatsvinden.

De definiëring van de “oorsprongsbenaming” en de “geografische aanduidingen” tonen enkele verschillen. In essentie is de geografische aanduiding een soepeler begrip op twee punten:

    • de link tussen de kwaliteiten of kenmerken van het product die bij de oorsprongsbenaming hoofdzakelijk of uitsluitend aan het geografisch milieu moet zijn toe te schrijven is herleid tot het vereiste dat “een bepaalde hoedanigheid, de faam of ander kenmerk aan deze geografische oorsprong kan worden toegeschreven”. De oorsprongsbenaming vereist dus een zeer sterke band met de plaats van herkomst: hierbij spelen natuurlijke factoren - zoals voor kaas de kwaliteit van het gras dat koeien in de wei grazen - of menselijke - zoals een traditionele streekgebonden ambachtelijke productietechniek -. Bescherming als geografische aanduiding kan worden verkregen door louter te verwijzen naar de reputatie (faam) die wordt toegeschreven aan de geografische oorsprong, zonder dat de aanwezigheid van een kwalitatieve link objectief moet worden aangetoond. Met dit laatste (soepele) gegeven werd onvoldoende rekening gehouden, zodat het toepassings­gebied van de verordening aanvankelijk door sommige lidstaten is onderschat;
    • de elementen van het productieproces (productie, verwerking, bereiding) moeten bij een product waarvoor een geografische aanduiding wordt gebruikt niet allemaal in het betrokken geografisch gebied geschieden.

    Ondanks deze verschillen is opmerkelijk dat de bescherming die de verordening toekent aan geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen gelijk loopt. De geografische aanduiding is qua bescherming dus geen “zwakker broertje”. Het gaat gewoon om een ander kwaliteitslabel: de consument zal moeten weten dat de geografische aanduiding een ander concept behelst dan de oorsprongsbenaming. Of dit zo duidelijk wordt overgebracht is een andere vraag. De ver­ordening voorziet in het gebruik van kwaliteitslabels eenmaal een aanduiding is geregistreerd. In tegenstelling tot vroeger is onder de nieuwe verordening het gebruik van de aanduidingen “beschermde oorsprongsbenaming” en “beschermde geografische aanduiding” of de daarbijbehorende communautaire symbolen verplicht op de etikettering van landbouwproducten en levensmiddelen uit de Gemeenschap die in de handel worden gebracht onder een overeenkomstig de verordening geregistreerde benaming. De symbolen zien er als volgt uit:

    11.Uit de definiëring van de begrippen oorsprongsbenaming en geografische aanduiding kunnen nog een aantal regels worden afgeleid.

    Zo is het de bedoeling dat lokale plaatsnamen en streek­namen in aanmerking komen, slechts “in uitzonderlijke gevallen” de naam van een land (Belgisch bier of Belgische chocolade). Voor de Commissie lijkt de naam van een land aanvaardbaar indien het gebied dat het land uitmaakt “voldoende homogene kenmerken” heeft wat betreft de factoren die voor de bijzondere aard van het product zorgen [24].

    Het vereiste dat een geografisch gebied in de naam van het product moet worden vermeld is niet absoluut. Ook een “traditionele benaming” die een landbouwproduct of levensmiddel van oorsprong uit een streek of een bepaalde plaats aanduidt dat onder de definitie valt, kan in aanmerking komen. Voorbeelden van geregistreerde traditionele benamingen, zonder expliciet geografisch bestanddeel, zijn Reblochon en Feta. Tot nog toe moest de benaming dan registreerbaar zijn als beschermde oorsprongsbenaming. Onder de nieuwe verordening staat deze mogelijkheid ook open voor beschermde geografische aanduidingen. In België zou een voorbeeld van dergelijke aanduidingen kunnen zijn de Brusselse bieren Kriek, Geuze en Faro. Men heeft er evenwel voor gekozen het geografisch gebied hier niet af te bakenen en deze benamingen onder de verordening inzake de specificiteitcertificering te registreren (infra).

    De mogelijkheid tot registratie van andere aanduidingen dan benamingen is niet voorzien. Nochtans kunnen bijvoorbeeld vormen (de Bourgogne, Bordeaux of Bocksbeutel fles), symbolen (vlag of wapenschild), kleuren (oranje in Nederland) of afbeeldingen (landschap, berg of gebouw) wel degelijk een functie als herkomstaanduiding vervullen die bescherming tegen misbruik verdient. Men zal daartoe andere regels moeten aanwenden.

    12.Krachtens artikel 3.1. is de registratie van soortnamen niet mogelijk. Dit logische vereiste is een uiterst belangrijk gegeven en in de praktijk een haard voor potentiële conflicten. De vraag is immers: wat is een soortnaam, wie gaat dat beoordelen, waar en ten opzichte van welk publiek en op welk tijdstip?

    Als soortnaam heeft de aanduiding niet meer de onderscheidingsfunctie eigen aan de geografische aanduiding: zij verwijst niet naar de herkomst uit een bepaald geografisch gebied, maar louter naar de aard van het product. De verordening heeft het over benamingen die “in de Gemeenschap de gangbare naam [zijn] geworden van een product of een levensmiddel”.

    Het geval Feta illustreert hoe de moeilijkheden kunnen opduiken: de benaming werd in sommige lidstaten als een soortnaam gezien, doch in het land van herkomst niet. Hoe moest dit worden beoordeeld? Het antwoord kwam geleidelijk, na verscheidene besluiten van de Commissie en arresten van het Hof van Justitie [25]. De regels die het Hof van Justitie aangaf, met name dat met de bestaande situatie in de hele Gemeenschap moet worden rekening gehouden en niet alleen in het land van oorsprong, zijn thans opgenomen in de verordening onder artikel 3.1.

    Voor buitenlandse benamingen zal men in toepassing van het territorialiteitsbeginsel nagaan hoe de perceptie van de benaming is op het Europese grondgebied: is het bij ons een soortnaam dan zal zij niet worden geregistreerd.

    Een aanduiding kan evolueren tot een soortnaam en hierin ligt, zoals reeds aangegeven, een risico voor het verlies van bescherming als geografische aanduiding in de zin dat zij dan niet meer voorbehouden is voor producten uit het aangeduide gebied, maar ook producenten elders de naam zullen kunnen gebruiken. Zoals in het merkenrecht [26] is de evolutie tot soortnaam essentieel een taalkundige factor waarbij het publiek de naam aanneemt als gangbare naam zonder nog te letten op de oorspronkelijke onderscheidingsfunctie.

    De verordening sluit echter het risico op dergelijke evolutie uit voor geregistreerde benamingen in artikel 13.2.: “beschermde benamingen mogen geen soortnamen worden”.

    Toch bestaat de mogelijkheid een tot soortnaam verworden aanduiding te recupereren door er alsnog een meer precieze geografische component bij te plaatsen. Zo zijn de aanduidingen Camembert en Gouda algemene soortaanduidingen, doch zijn de afgeleide benamingen Camembert de Normandie en Noord-Hollandse Gouda wel beschermd als oorsprongsbenamingen.

    13.De verordening stelt nog enkele andere grenzen aan de mogelijkheid tot registratie:

      • de aanduiding mag niet “strijdig” zijn met de naam van een plant- of dierenras en daardoor mogelijk misleiden (bv. het koeienras Blanc Bleu Belge);
      • er kan een obstakel rijzen indien de benaming een homoniem is van een reeds geregistreerde benaming;
      • de benaming wordt niet geregistreerd indien zij in conflict komt met een ouder merk, op voorwaarde dat, rekening houdend met de faam en de bekendheid van dat merk en met de tijd dat het reeds in gebruik is, de consument kan misleiden ten aanzien van de werkelijke identiteit van het product.
      Registratieprocedure en lastenboek

      14.De bescherming onder de verordening is afhankelijk van de registratie van de benamingen op Gemeenschaps­niveau. De Europese Commissie houdt het register bij en zorgt voor de publicatie van het beschermingsbesluit.

      De registratieprocedure houdt verschillende stadia in, welke we kunnen indelen in een nationale fase, een communautaire fase en een bezwaarprocedure. Essentieel is ook dat de registratie gepaard gaat met de aanvaarding van een product­dossier, waaruit zal blijken onder welke voorwaarden een aanduiding mag worden gebruikt.

      De registratieprocedure en de inhoud van het productdossier zijn vastgelegd in de Europese regelgeving, doch vinden toepassing in de nationale (gewestelijke) wetgeving.

      De nieuwe verordening vereenvoudigt ook sterk de registratie van aanduidingen uit derde landen ter bescherming in de Gemeenschap. Die aanvragen tot bescherming kunnen nu rechtsreeks aan de Commissie worden aangemeld. Men moet dan ook niet schrikken als in de komende jaren heel wat exotische aanduidingen, in het bijzonder uit ontwikkelingslanden, in de Europese Unie het label van beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding krijgen. Voorwaarde blijft wel steeds dat die bepaalde benamingen in het land van oorsprong ook bescherming genieten.

      15.Om een aanduiding te laten registreren moet een groepering van personen op nationaal niveau een dossier indienen. De bevoegde nationale overheid zal dit dossier beoordelen, de aanvrage publiceren en bezwaren behandelen. De groepering dient dus in de eerste plaats de nationale overheden te overtuigen dat een benaming voor bescherming in aanmerking komt. Het is immers deze overheid die de aanvrage vervolgens zal indienen bij de Commissie. De Commissie oefent controle uit om na te gaan of de aanvraag voldoet aan de vereisten van de verordening. Zij maakt de aanvrage ook bekend, waarna een termijn van zes maanden loopt waarbinnen bezwaar kan worden ingediend. Zo er geen bezwaar komt wordt de benaming geregistreerd en treedt de bescherming ervan in werking.

      16.Door het begrip “groepering” te hanteren, gedefinieerd in artikel 5.1. van de verordening [27], wil men de producenten en verwerkers van het betrokken landbouwproduct zelf het initiatief laten. Andere betrokken partijen mogen zich wel bij deze groepering aansluiten, doch slechts in uitzonderlijke gevallen zal een natuurlijke of rechtspersoon zich in de plaats kunnen stellen om alleen een aanvrage in te dienen. Deze benadering geeft goed aan dat de geografische aanduiding het recht is van een collectiviteit en als dusdanig bij besluit door de overheid zal worden erkend. Het recht is niet aan een persoon gebonden maar wel aan een territorium en een productiewijze.

      De bevoegdheden in deze materie, met name om de aanvragen te ontvangen en ze door te geven aan de Commissie ligt op federaal vlak in België bij de Federale Overheidsdienst Economie.

      In ons land zijn de gewesten echter bevoegd voor de “toekenning van kwaliteitslabels en oorsprongsbenamingen met regionaal of lokaal karakter” [28]. In uitvoering van de verordening nr. 2081/92 zijn volgende decreten uitgevaardigd, die tegen uiterlijk 31 maart 2007 aan de nieuwe verordening zullen moeten worden aangepast [29]:

        • Besluit van de Vlaamse regering van 20 mei 2005 betreffende de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen en de specificiteitscertificering voor landbouwproducten en levensmiddelen [30]: de aanvraag wordt ingediend bij de administratie Land- en Tuinbouw;
        • Decreet van de Waalse Gewestraad betreffende de aanduiding van lokale oorsprong en de aanduiding van Waalse oorsprong alsmede het toepasselijk maken in het Waalse Gewest van de verordeningen (EEG) nrs. 2081/92 en 2082/92 [31]: de aanvraag wordt ingediend bij de Waalse minister bevoegd voor landbouw;
        • het Brusselse Gewest heeft geen specifieke regeling.

        Het zijn dus ongetwijfeld de gewesten die het voortouw kunnen nemen in de bescherming door de registratieaanvragen te ontvangen en te behandelen.

        17.Het belangrijkste document dat bij de aanvrage hoort is het productdossier. Hetgeen daarin moet staan is opgenomen onder artikel 4 van de verordening: de naam, een beschrijving van de kenmerken van het product, de afbakening van het geografisch gebied, de gegevens waaruit blijkt dat het product uit dit gebied afkomstig is, bewijzen van het verband tussen product en geografisch milieu/oorsprong zodat aan de definitie van de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding is voldaan, identificatie van de controle-instanties, etiketteringvoorschriften en andere eventuele reglementaire vereisten.

        Verder moet een samenvattend document (in de Nederlandse versie van de verordening het “enige document” genoemd) bij de aanvraag worden gevoegd, dat zal dienen bij de bekendmaking van de aanvraag door de Commissie.

        Het productdossier zelf moet ook toegankelijk zijn. Volgens de nieuwe regel van artikel 3 lid 5 van de verordening is dit een verantwoordelijkheid van de lidstaat eenmaal ze een aanvraag heeft aanvaard: “de lidstaat zorgt ervoor dat de versie van het productdossier waarop het gunstige besluit betrekking heeft, wordt bekendgemaakt en dat het productdossier elektronisch toegankelijk is” [32].

        Het vereiste van bekendmaking van het productdossier is een rechtreeks gevolg van twee arresten van 20 mei 2003 van het Hof van Justitie, dat hierin, omwille van het rechtszekerheidsbeginsel, een voorwaarde ziet om op grond van bijzondere voorschriften uit het productdossier inbreukmakende handelingen te kunnen verbieden [33].

        Deze arresten, die handelden over het versnijden van Parma-ham en het raspen van Grana Padano-kaas buiten het productiegebied waar de handeling volgens het productdossier diende plaats te vinden, hebben ook op de inhoud van het productdossier invloed gehad: wanneer men elementen betreffende de verpakking in het productdossier voorziet moet men thans aangeven en rechtvaardigen dat de verpakking in het afgebakende geografische gebied moet plaats­vinden om de kwaliteit te behouden, de oorsprong te waarborgen of de controle te verzekeren [34].

        18.Het productdossier is niet alleen belangrijk tijdens de aanvraagprocedure maar uiteraard ook daarna. Aan de hand van dit document wordt bepaald voor welke producten een benaming kan worden gebruikt en vindt de controle plaats door de bevoegde instanties.

        19.Het productdossier kan tenslotte worden gewijzigd, bijvoorbeeld om het aan te passen aan technische en wetenschappelijke ontwikkelingen of om de afbakening van het geografisch gebied te herzien. Behalve kleine wijzigingen en wijzigingen die zonder invloed zijn op het samenvattend document, dient voor de goedkeuring van de wijziging een met de registratieprocedure vergelijkbaar parcours te worden afgelegd [35].

        O.i. staat niets eraan in de weg dat ook een andere groepering dan deze die oorspronkelijk de aanvrage indiende, om een wijziging of aanpassing van het productdossier verzoekt. De oorsprongsbenaming behoort immers de collectiviteit toe en niet een of andere titularis. Volgens de 15de considerans van de verordening staat deze mogelijkheid open voor “groeperingen met een rechtmatig belang”. Eén van de conflicten die aldus zou kunnen rijzen is wanneer een andere groepering dan de oorspronkelijke via een aanvraag tot wijziging het geografisch productiegebied tracht uit te breiden, bijvoorbeeld naar een aangrenzende streek [36]. De wijziging van het productdossier kan aldus vergaande gevolgen hebben en het is normaal dat daarvoor strikte procedures gelden.

        20.De Commissie gaat na of een aanvraag aan de vereisten van de verordening voldoet en, zo ja, maakt zij deze aanvraag bekend.

        Tegen de bekendmaking van een aanvraag tot registratie kan vervolgens bezwaar worden ingediend.

        In de communautaire fase van de registratieprocedure loopt een termijn van zes maanden na de bekendmaking van de aanvrage door de Commissie om bezwaar aan tekenen. Opnieuw spelen de lidstaten een centrale rol: een bezwaarschrift kan worden ingediend door elke natuurlijke of rechtspersoon met een rechtmatig belang, doch dit dient altijd via hun lidstaat te gebeuren en dan nog op tijd zodat de lidstaat het bezwaar binnen de termijn van zes maanden bij de Commissie kan indienen. Slechts personen van buiten de Unie hebben de keuze bij hun nationale overheid, dan wel rechtstreeks bij de Commissie aan te kloppen.

        Personen uit de lidstaat die de aanvrage indiende, zullen zich gehinderd zien in dit stadium nog bezwaar in te dienen [37]. Ook in de nationale fase van de aanvraagprocedure is immers reeds een bezwaarprocedure voorzien, in België geïmplementeerd in de hoger vernoemde decreten, en deze personen dienen daarvan gebruik te maken. Er moet dus eerst op nationaal vlak overeenstemming bestaan of een beslissing getroffen zijn vóór een lidstaat de aanvraag tot bescherming op communautair vlak indient en verdedigt.

        21.Een bezwaarschrift moet gemotiveerd zijn en wel op bepaalde, in artikel 7.3. limitatief opgesomde gronden. Zo niet is het bezwaar niet ontvankelijk en zal de Commissie het niet behandelen. In essentie kunnen de redenen om bezwaar in te dienen betrekking hebben op het feit dat de aanvraag niet voldoet aan de definitie van een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding, dat de voorgestelde naam strijdig is met bestaande merken, homoniemen of soortnamen van producten of anderszins een bestaand product schade toebrengt of dat de aangevraagde benaming een soortnaam is.

        Een door de Commissie ontvankelijk geacht bezwaarschrift leidt tot een overlegprocedure tussen de “belanghebbende partijen”, in de eerste plaats dus de lidstaten die respectievelijk de aanvraag en het bezwaar indienden. Een akkoord kan bestaan in een aanpassing van het lastenboek. Slechts indien geen onderhandeld akkoord uit de bus komt zal de Commissie met beroep op zijn adviserend Permanent Comité voor de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen [38] een beslissing nemen.

        In afwezigheid van bezwaar of bij een gunstige oplossing neemt de Commissie een besluit waarbij de aanduiding wordt erkend. Er volgt bekendmaking en inschrijving in het register.

        Overgangsregeling

        22.Wat gebeurt er nu met geografische aanduidingen waarvan op nationaal vlak is geoordeeld dat bescherming kon worden verleend, in afwachting van hun registratie op communautair vlak?

        Deze kwestie is niet zo eenvoudig en hangt samen met het uitsluitend karakter van de regeling onder de verordening (infra). Vooral in de overgangsfase van nationale bescherming naar bescherming onder verordening nr. 2081/92 heeft de voorlopige bescherming en de kwestie van het behoud of verlies van nationale bescherming buiten de verordening om veel stof doen opwaaien [39].

        Onder het huidig systeem kunnen de lidstaten op nationaal niveau voorlopig een bescherming in de zin van de verordening toekennen aan de benaming die zij wensen te laten registreren doch slechts vanaf de datum waarop de aanvraag bij de Commissie wordt ingediend en totdat een beslissing over de communautaire bescherming is genomen. De lid­staten zijn verantwoordelijk voor de gevolgen van de voorlopige bescherming indien ze op communautair vlak wordt afgewezen. Op dezelfde wijze en binnen bepaalde voorwaarden kunnen de lidstaten aan ondernemingen die de benaming reeds voerden, een aanpassingsperiode toekennen.

        Artikel 3.6. vijfde lid bepaalt dat deze maatregelen alleen op communautair vlak rechtswerking hebben en het intracommunautaire noch het internationale handelsverkeer mogen belemmeren. Het is ons onduidelijk wat de precieze draagwijdte is van dit laatste vereiste en het lijkt twijfelachtig of dit in lijn te brengen is met de regel dat de nationale bescherming van geografische aanduidingen een gerechtvaardigde uitzondering vormt op de regels inzake vrij verkeer van goederen, zoals bevestigd in het arrest Exportur [40].

        Kwaliteitsgarantie en -controle

        23.De verordening behelst een controle op de conformiteit van producten die onder geregistreerde aanduidingen worden verkocht, met het voor die aanduiding aanvaarde productdossier. Het zijn de lidstaten die deze controle moeten organiseren en de bevoegde autoriteiten aanwijzen, desgevallend erkende organen die optreden voor productcertificering. De kosten voor deze controles moeten de producenten zelf betalen, waarbij men er oog voor moet hebben systemen van onwettige overheidssubsidiëring (staatssteun) te vermijden.

        De controles op de producten kunnen worden uitgevoerd voordat het product op de markt komt en dit op objectieve en onpartijdige wijze en door gekwalificeerd personeel. Wanneer de producten niet voldoen mogen zij de geografische aanduiding niet dragen.

        24.Artikel 12 van de verordening voorziet de mogelijkheid voor de Commissie om een registratie te annuleren wanneer de voorwaarden van het productdossier niet meer worden nageleefd. Ook in dergelijke zaken wordt de Commissie bijgestaan door het Permanent Comité voor beschermde geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen. Er is voorzien dat elke natuurlijke of rechtspersoon met een rechtmatig belang kan verzoeken de registratie te annuleren, mits dit verzoek met redenen wordt omkleed. Dit verzoek dient opnieuw via de lidstaat van de betrokken persoon te worden ingediend overeenkomstig de principes van de registratieprocedure.

        Beschermingsomvang

        25.Voor producten die aan het productdossier voldoen en die dus volgens de gevestigde normen en in het betroffen geografisch gebied worden vervaardigd, mag de geregistreerde benaming worden gebruikt. Dit kan door elke marktdeelnemer die het landbouwproduct op de markt brengt. Een verkoper of distributeur kan dit dus doen, zelfs al heeft de producent het nagelaten.

        Men gaat ervan uit dat dergelijke geografische aanduidingen een waardevol marketinginstrument zijn en dat het gecontroleerde gebruik ervan de diversificatie en de kwaliteit van landbouwproducten en levensmiddelen in de hand werkt. Dit komt de consument ten goede die op zoek is naar dergelijke producten en er een hogere prijs zal willen voor betalen. Het komt ook vele landbouwgebieden ten goede die hun traditioneel vervaardigde producten herkenbaar kunnen maken en dus beter aan de man kunnen brengen.

        Om dit laatste extra te stimuleren is het gebruik van de a­anduidingen “beschermde oorsprongsbenaming” of “beschermde geografische aanduiding” of de hierboven aangehaalde communautaire symbolen in de nieuwe verordening verplicht gemaakt eenmaal een marktdeelnemer een geregistreerde benaming gebruikt. Het idee van bescherming onder de verordening is dus sterk verknocht aan het opleggen van een label en certificatie.

        26.Geregistreerde benamingen genieten krachtens artikel 13 van de verordening een zeer ruime beschermings­omvang [41].

        Daarbij wordt ten eerste misbruik tegengegaan. De benamingen zijn beschermd niet enkel tegen het gebruik ervan voor “vergelijkbare producten” die niet aan het productdossier voldoen (bv. omdat zij buiten het afgebakende geografisch gebied worden geproduceerd) maar ook tegen het “profiteren van de reputatie”. Dit laatste kan betrekking hebben op andere soorten producten, zodat de bescherming het specialiteitsbeginsel overstijgt en is voor bekende geografische aanduidingen reeds langer aanvaard in de Belgische rechtspraak [42].

        Typisch voor een vergaande wettelijke regeling in deze sector is het verbieden van “elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product is aangegeven, of indien de beschermde benaming is vertaald, of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals 'soort', 'type', 'methode', 'op de wijze van', 'imitatie' en dergelijke”, zoals het uit de schuimwijnsector bekende voorbeeld van de “méthode champenoise” voor schuimwijn die bijvoorbeeld in Duitsland of Spanje of in andere streken buiten de Champagne zou worden geproduceerd [43]. Er is dus bescherming, zelfs als objectief gezien de consument niet kan misleid worden omdat de juiste plaats van herkomst op de verpakking van het product wordt vermeld.

        Met “nabootsing” en “voorstelling” viseert dit artikel o.m. met de benaming overeenstemmende, niet identieke tekens.

        Het begrip “voorstelling” dekt o.m. een situatie waarin de voor de aanduiding van een product gebruikte uitdrukking een deel van een beschermde benaming bevat, zodat de consument bij het zien van de naam van het product als referentiebeeld het goed waarvoor die benaming geldt, voor de geest zal komen. In het bijzonder kan ook dan sprake zijn van een “voorstelling van een beschermde benaming” wanneer er geen risico van verwarring tussen de betrokken producten bestaat, en wanneer voor de bestanddelen van de referentiebenaming die in de betrokken uitdrukking worden overgenomen, geen communautaire bescherming geldt. De eventuele vermelding van de werkelijke oorsprong van het product op de verpakking of anderszins is niet van invloed voor deze kwalificatie [44].

        Verder vermeldt de verordening bescherming tegen elke andere valse of misleidende aanduiding of andere praktijken, in het bijzonder wat de herkomst en oorsprong van het product betreft [45].

        Indien een deel van de beschermde benaming als soortnaam wordt beschouwd, maakt het gebruik ervan op zich natuurlijk geen inbreuk uit. “Camembert” mag dus vrij worden gebruikt voor een bepaald soort kaas ook al is de benaming “Camembert de Normandie” een beschermde aanduiding.

        Voorts is er voor de beschermde aanduidingen een absolute bescherming tegen de verwording tot soortnaam. Hierdoor werpt de verordening een dam op tegen de verdere feitelijke evolutie van de perceptie van de aanduiding door het publiek in de Europese Unie, wat natuurlijk een zeer sterke garantie biedt op een permanente bescherming.

        Ten slotte is er ook een regeling inzake homoniemen (gelijkluidende plaatsnamen die verschillende gebieden aanduiden), eveneens gekenmerkt door een vergaande bescherming van de geregistreerde benaming. Indien een conflict ontstaat, kan dit evenwel leiden tot een op termijn uitdovende periode van co-existentie van de geregistreerde en niet geregistreerde homonieme benamingen (tot maximaal in heel uitzonderlijke gevallen vijftien jaar na de registratie). Het probleem van de homonymie, dat in elk geval voor de registratie moet worden aangekaart, zal dus in de eerste plaats en best via een bezwaarprocedure tegen de aanvraag tot registratie op tafel moeten worden gelegd, waarbij kan worden gepoogd de registratie zelf tegen te houden.

        27.Uiteraard strekt deze bescherming zich uit over heel de Europese Unie. De verordening voorziet wel niet in procedurevoorschriften die zouden toelaten door een uitspraak in één lidstaat een verbod op inbreuk te verkrijgen in de hele Europese Unie, zoals het geval is in de regeling betreffende het Gemeenschapsmerk, het Gemeenschapsmodel of communautair kwekerscertificaat. Dit is ongetwijfeld een lacune. Men moet terugvallen op het nationale procesrecht om tegen inbreuken te reageren. Naar Belgisch recht ligt de bevoegdheid inzake oorsprongsbenamingen uitsluitend bij de rechtbank van koophandel [46].

        Er dient wel op gewezen te worden dat thans ook de douaneautoriteiten actie kunnen ondernemen tegen de import in de Europese Unie van producten onder inbreuk­makende geografische benamingen, overeenkomstig de douaneverordening [47].

        Merken [48]

        28.Een delicaat probleem ontstaat in het spanningsveld tussen individuele merkrechten en de bescherming van een geregistreerde geografische aanduiding.

        Waarom is er een (potentieel) conflict tussen merken en geografische aanduidingen?

        Geografische aanduidingen en merken zijn beide onderscheidingstekens die gebruikt worden voor waren en diensten. Net als andere onderscheidingstekens (eigennamen, merken, handelsnamen, ...) bezitten geografische aanduidingen individualiserende capaciteiten. Vandaar dat een teken dat als merk wordt gebruikt identiek kan zijn aan of kan overeenstemmen met een geografische aanduiding [49].

        Wanneer Spa, Evian, Vittel of Chaudfontaine worden gebruikt voor water, wijst dit erop dat het water telkens uit de gelijknamige plaats komt: het zijn geografische aanduidingen. Niemand zal echter ontkennen dat deze tekens ook het merk zijn van het water dat een bepaalde, telkens verschillende onderneming op de markt brengt.

        Zoals bij andere onderscheidingstekens is het onderscheidend vermogen van geografische aanduidingen in wezen evolutief. De onderscheidingskracht van het teken kan, bijvoorbeeld door de bekendheid ervan op de markt (inburgering), zeer sterk zijn, maar kan ook verwateren. Ook bestaat het gevaar dat de aanduiding tot een soortaanduiding verwordt en aldus elk onderscheidend vermogen (in merkenrechtelijke of geografische zin) verliest.

        Waarin verschillen merken en geografische aanduidingen van elkaar?

          • in de eerste plaats verschilt de onderscheidingsfunctie (individualiserende capaciteit) van het merk van deze van de geografische aanduiding: waar de geografische aanduiding wijst op de geografische herkomst van een product, wijst het merk op de herkomst ervan uit een bepaalde onderneming. Net als soortaanduidingen verschaffen geografische aanduidingen daarentegen informatie over het product waarnaar zij verwijzen. Zij geven aan dat het product dat de aanduiding draagt, afkomstig is uit het geografisch gebied waarnaar de aanduiding verwijst. Geografische aanduidingen individualiseren naar geografische herkomst en onderscheiden de waren van soortgelijke waren die hun herkomst vinden in andere streken;
          • het recht op een geografische aanduiding komt verder ten goede aan een collectiviteit van “gebruiksgerechtigden”. Eenieder die bijvoorbeeld op een bepaalde plaats produceert, heeft het recht deze productieplaats aan te geven en dus de geografische aanduiding te gebruiken. De geografische aanduiding geeft uiting aan een “collectieve goodwill” [50]. De houder van de rechten op een merk daarentegen, is titularis van een individueel uitsluitend recht;
          • het is logisch het recht op een geografische aanduiding te kwalificeren als een gebruiksrecht. Daarmee is uitgesloten dat dit recht in licentie wordt gegeven, wordt overgedragen of dat het, louter door verloop van tijd, uitdooft of vervalt. Het uitsluitend recht op een merk is geen gebruiks-, doch een eigendomsrecht, waarvoor de genoemde beperkingen niet gelden;
          • aan het recht op een geografische aanduiding kleeft, zoals aan andere intellectuele eigendomsrechten, een verbodsrecht. De voorwaarden voor de uitoefening van dit verbodsrecht zijn echter verschillend van deze die in het merkenrecht worden gesteld. De merkhouder kan zijn verbodsrecht uitoefenen tegenover eenieder die bepaalde handelingen stelt zonder zijn toestemming. Bij geografische aanduidingen speelt de toestemming van de gebruiksgerechtigde geen enkele rol. Slechts het onrechtmatig gebruik van de geografische aanduiding, wanneer het product niet aan de (objectieve) normen voldoet om onder de aanduiding op de markt te worden gebracht, kan worden verboden.

          Merken en geografische aanduidingen verschillen dus essentieel, ook in hun juridische aard. In het conflict tussen merken en geografische aanduidingen komt het tot een botsing tussen de individuele belangen van de merkhouder en de collectieve belangen in de geografische aanduiding.

          De regels die dergelijke conflicten beheersen zijn enerzijds vervat in het merkenrecht, anderzijds in de bepalingen omtrent geografische aanduidingen, zoals onderhavige verordening.

          29.Het merkenrecht sluit niet uit dat een aanduiding met geografische connotatie worden ingeschreven als individueel merk voor zover aan het vereiste van onderscheidend vermogen in de zin van het merkenrecht is voldaan. Zo vormt dit uiteraard geen probleem bij fantasieaanduidingen zoals Côte d'Or voor chocolade [51], Perles du Japon voor tapioca [52], Baccarat voor vruchtenwijn [53], ... Verder kan men verwijzen naar de woord/beeldmerken die andere elementen bevatten waardoor het merk als geheel onderscheidend wordt [54] of de regel van de inburgering die met name speelt wanneer de exploitatie van producten uit een bepaalde plaats jarenlang door één onderneming gebeurt in een monopoliepositie zoals bij mijnen of waterbronnen (bv. waterbronnen zoals Spa Reine) [55].

          In de recente rechtspraak en merkenwetgeving, tot stand gekomen in uitvoering van de Merkenrichtlijn [56], wordt het vereiste echter scherper gesteld. Voornaamste bekommernis is te vermijden dat een merk uitsluitend zou bestaan uit een benaming die in de handel kan dienen tot aanduiding van de plaats van herkomst van de waren [57] en het risico op misleiding van het publiek uit te sluiten [58]. Daarnaast kan de merkhouder, zelfs indien hij over een geldig merk beschikt, zich in elk geval niet verzetten tegen het gebruik in het economisch verkeer door een derde van een aanduiding inzake geografische herkomst van de waren, voor zover er sprake is van een eerlijk gebruik in nijverheid en handel [59].

          In de zaak Chiemsee [60] die verschillende woord/beeldmerken betreft voor o.a. sportartikelen en -kleding, waarin de naam van het grootste meer in Beieren - een toeristische trekpleister bekend voor watersporten waaronder windsurfing - is opgenomen, zet het Hof van Justitie het “algemeen belang aan vrijhouding” van herkomstaanduidingen voorop “wegens het vermogen om niet alleen de kwaliteit en andere eigenschappen van de betrokken categorieën van waren aan te duiden, maar ook de voorkeur van de consumenten anderszins te beïnvloeden, bijvoorbeeld door een verband tot stand te brengen tussen de waren en een plaats met een positieve gevoelswaarde”. De geldigheid van een merk hangt dan af van de beoordeling “of een geografische benaming waarvoor de inschrijving als merk wordt aangevraagd, een plaats aanduidt die in de opvatting van de betrokken kringen thans met de betrokken categorie van waren in verband wordt gebracht, dan wel of redelijkerwijs een dergelijk verband in de toekomst te verwachten is”.

          Deze beoordeling dient concreet te gebeuren en “wanneer de betrokken geografische benaming in de opvatting van de betrokken kringen op het ogenblik van de beoordeling niet met de betrokken categorie van waren in verband wordt gebracht” moet, volgens het Hof van Justitie, “de bevoegde autoriteit beoordelen, of redelijkerwijs te verwachten is, dat die benaming in de opvatting van de betrokken kringen de plaats van herkomst van deze categorie van waren kan aanduiden. Daarbij wordt in het bijzonder in aanmerking genomen, in welke mate de betrokken kringen bekend zijn met de betrokken geografische benaming, alsmede met de kenmerken van de daardoor aangeduide plaats en van de betrokken categorie van waren”.

          Men begrijpt snel dat dit in de praktijk dikwijls een moeilijke afweging is, waarbij vele randgevallen kunnen ontstaan die bv. verband houden met slechts lokaal bekende plaatsnamen (of bijnamen van plaatsen) die nog niet over een reputatie in de hele Europese Unie of in andere lidstaten beschikken. Een automatische weigering van aanduidingen met geografische connotatie als merk is in elk geval uit den boze [61].

          30.In dit licht grijpt de verordening in door in artikel 14 wel een automatisme te creëren en de inschrijving van als oorsprongsbenaming of geografische aanduiding geregistreerde benamingen te verhinderen, voor zover het gaat om dezelfde productklasse, zodra de aanvraag tot registratie van deze aanduiding bij de Commissie is ingediend. Het gaat daarbij niet alleen om identieke merken, maar ook om merken waarin nabootsingen of andere voorstellingen die verwijzen naar het product dat onder de beschermde aanduiding wordt aangeboden, dit wil zeggen merken die binnen de beschermingsomvang zoals verwoord in artikel 13 van de verordening vallen [62]. Het Hof van Justitie verduidelijkt dit in deze zin in zijn arrest van 4 maart 1999 over het geschil tussen de aanduiding Gorgonzola en het merk Cambonzola voor schimmelkaas [63].

          31.Naast deze vrij duidelijke regel zit men natuurlijk snel met problemen wanneer een merkrecht reeds voor de aanvraag tot inschrijving bestond en het daarbij gaat om een geldig merkrecht dat in stand kan worden gehouden ondanks de regels die gelden in het merkenrecht en het “algemeen belang aan vrijhouding” uit het arrest Chiemsee. Met veel omzichtigheid voorziet artikel 14.2. van de verordening dan een situatie van co-existentie:

          “Met inachtneming van het Gemeenschapsrecht mag een merk dat vóór de datum waarop de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding in het land van oorsprong is beschermd, of vóór 1 januari 1996 te goeder trouw is gedeponeerd of ingeschreven, of waarop, overeenkomstig de betrokken wetgeving, door gebruik te goeder trouw op het grondgebied van de Gemeenschap rechten zijn verworven, in situaties zoals bedoeld in artikel 13 verder worden gebruikt niettegenstaande de registratie van een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding, mits het merk geen aanleiding geeft tot nietig- of vervallenverklaring op grond van Eerste Richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten of Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk.”.

          Het is normaal dat dergelijke situatie in vele gevallen door de merkhouder zal worden gezien als een afbreuk aan zijn uitsluitend recht [64]. Tot wat dient een merk dat naar herkomst uit een onderneming moet onderscheiden, wanneer derden een gelijkluidende aanduiding kunnen gebruiken (weliswaar met het nu verplichte label) om hun product te benoemen? De kwestie is echter aan de orde gekomen in het geschil dat de Europese Unie met de Verenigde Staten en Australië heeft uitgevochten voor de WHO en daar is bevestigd dat de oplossing voldoende genuanceerd was om in overeenstemming te zijn met de TRIPs-overeenkomst: artikel 17 TRIPs voorziet immers dat “beperkte uitzonderingen” op de aan een merk toegekende rechten mogen worden gemaakt, mits deze uitzonderingen rekening houden met de legitieme belangen van de merkhouder en van derden.

          In dit licht is de regel van artikel 3.4. van de verordening essentieel. Deze voorziet dat er geen registratie komt van een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding “indien de registratie, rekening houdend met de faam en de bekendheid van een merk en met de tijd dat het reeds in gebruik is, de consument kan misleiden ten aanzien van de werkelijke identiteit van het product”. Oudere befaamde en bekende merken blijven dus gevrijwaard.

          Verder houdt het Hof van Justitie er een redelijk strenge benadering van de voorwaarden van artikel 14.2. op na. Zo moet het begrip “te goeder trouw” worden beschouwd met inachtneming van de gehele nationale en internationale wettelijke regeling die gold ten tijde van de indiening van de aanvraag om registratie van het merk (bv. kennis van een internationaal verdrag dat reeds bescherming bood). De goede trouw van de merkgerechtigde kan in beginsel namelijk niet worden vermoed, indien destijds geldende bepalingen duidelijk beletten dat zijn aanvraag kon worden toegewezen. Bovendien onderstellen de bepalingen die beletten dat het merk verder kan worden gebruikt krachtens artikel 14 lid 2 dat een werkelijke misleiding of een voldoende ernstig risico van misleiding van de consument kan worden vastgesteld [65].

          Exclusief systeem van bescherming

          32.De verordening is rechtsreeks toepasselijk in alle lidstaten. Het gaat als gevolg daarvan ook om een uitsluitend systeem van bescherming voor de geografische aanduidingen die binnen het bereik van de verordening vallen. Dit heeft, vooral in de overgangsfase na het in werking treden van de vroegere verordening in 1992, voor heel wat verwarring gezorgd: de lidstaten konden slechts binnen een beperkte termijn via een vereenvoudigde aanmeldingsprocedure nationale beschermde aanduidingen in het communautair register inschrijven, hetgeen slechts gedeeltelijk is gebeurd, zodat plots onduidelijk was welk het statuut nog kon zijn van niet-geregistreerde aanduidingen. Onafhankelijk van de overgangsfase blijft de vraag of het mogelijk is een nationaal systeem van bescherming te ontwikkelen naast het communautair systeem, bijvoorbeeld met labels voor regionale producten [66].

          Ondertussen heeft het Hof van Justitie zich uitgesproken en bevestigd dat het gaat om een uitsluitend systeem dat lid­staten niet toelaat parallelle systemen op te zetten: nationale regelingen waaronder een benaming kan worden beschermd die een verband legt tussen landbouwproducten en levensmiddelen en een bepaalde geografische oorsprong dienen te worden opgeheven, nu de verordening op exclusieve wijze het kader voor dergelijke bescherming biedt [67]. Ook een nationale regeling die aan oorsprongsbenamingen bescherming verleent met een ruimere strekking dan de communautaire bescherming, kan niet worden gehandhaafd [68].

          De regeling in de artikelen 16-21 WHPC lijkt ons dus niet meer relevant voor producten uit de sectoren die onder de verordening vallen (en dit geldt ook voor de wijnsector en de sector van de gedistilleerde dranken). Indien op Belgisch niveau benamingen zouden worden erkend uit andere sectoren, kan dit nationale beschermingssyteem evenwel nog zijn rol spelen. In dit opzicht dient wel rekening te worden gehouden met de hierboven vermelde bevoegdheid van de deelstaten voor de toekenning van deze regionale en lokale oorsprongsbenamingen [69].

          33.Dit is echter niet alles. Het Hof van Justitie heeft reeds in zijn arrest Exportur erkend dat ook categorieën van “eenvoudige herkomstaanduidingen” bestaan die buiten de verordening vallen omdat zij “niet aantoonbaar een bijzondere smaak ontlenen aan het betrokken gebied en evenmin zijn vervaardigd volgens van overheidswege vastgestelde kwaliteitsnormen en bereidingsvoorschriften”. Ook deze benamingen moeten worden beschermd, nu zij “bij de consument een goede klank hebben en voor de producenten die in de erdoor aangeduide plaats zijn gevestigd, een belangrijk middel zijn om afnemers te trekken” [70].

          Deze benadering, die toelaat overeenkomstig nationaal recht misbruik van eenvoudige herkomstaanduidingen tegen te gaan op grond van de algemene norm inzake eerlijke handelsgebruiken of het verbod op reclame die kan misleiden omtrent de oorsprong van een product [71], wordt bevestigd in het arrest Warsteiner.

          Het systeem van de verordening verzet zich dan ook niet tegen de toepassing van een nationale regeling die eenvoudige geografische herkomstaanduidingen, waarbij geen verband bestaat tussen de kenmerken van het product en de geografische herkomst ervan, beschermt. De verordening heeft tot doel aan de daarin bedoelde geografische benamingen een uniforme bescherming in de Gemeenschap te verzekeren en bij de verordening is de communautaire registratie van die benamingen verplicht gesteld, teneinde deze in alle lidstaten te kunnen beschermen. De werkingssfeer van de verordening hangt in hoofdzaak af van de aard van de benaming in die zin, dat zij zich enkel uitstrekt tot benamingen van een product waarbij sprake is van een bijzondere band tussen de kenmerken en de geografische herkomst daarvan, alsmede van de communautaire reikwijdte van de verleende bescherming. De nationale bescherming die een lidstaat verleent voor geografische benamingen die niet aan de registratievoorwaarden uit hoofde van de verordening voldoen, wordt geregeld door het nationale recht van die lidstaat en blijft tot het grondgebied daarvan beperkt [72].

          34.Ten slotte kan erop worden gewezen dat een reglementering die het gebruik betreft van een algemene benaming voor landbouwproducten en voedingsmiddelen die de nationale grenzen overstijgt en geen betrekking heeft op een specifieke geografische herkomst (bv. een label dat wijst op de herkomst uit een bergstreek), geen betrekking heeft op een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding in de zin van deze verordening [73].

          Alternatieve bescherming: het collectief merk

          35.Het merkenrecht voorziet de mogelijkheid tot depot van een collectief merk [74]. Het collectief merk dient, in tegenstelling tot het individueel merk, niet om de waren van een onderneming te onderscheiden, doch wel om een of meer gemeenschappelijke kenmerken te onderscheiden van waren die afkomstig zijn van verschillende ondernemingen. Het depot van een collectief merk moet vergezeld gaan van een reglement op het toezicht en gebruik.

          De groepering van ondernemingen die de kenmerken van haar waren wil onderscheiden, plaatst het collectief merk onder toezicht van een houder. Deze is de titularis van het merk: hij controleert het gebruik en de naleving van het reglement, maar mag er zelf geen gebruik van maken.

          Het collectief merk geeft dus een mogelijkheid om op eigen initiatief, buiten het wettelijk kader van productnormen, een controlesysteem op het gebruik van een bepaald gemeenschappelijk teken uit te werken, dat dan als kwaliteitslabel kan worden gebruikt.

          Onder het systeem van de Benelux Merkenwet en thans van het Benelux-Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom kan het inderdaad gaan om een “keurmerk”. Onder de verordening inzake het Gemeenschapsmerk bestaat het collectief merk ook, doch met het verschil dat het hier gedefinieerd is als een verenigingsmerk.

          36.Het collectief merk is hier van belang omdat de wetgeving ter zake uitdrukkelijk de mogelijkheid voorziet dit systeem aan te wenden om geografische aanduidingen te beschermen. Eén van de specifieke kenmerken van de producten waarvoor het merk mag worden gebruikt kan inderdaad de herkomst uit een bepaald (in het reglement omschreven) gebied zijn. Het gaat dus om een alternatief voor de wettelijke en administratieve controle op geografische aanduidingen, ook geografische aanduidingen die niet erkend zijn [75].

          De BMW voorziet, sinds de inwerkingtreding van het protocol van 2 december 1992 op 1 januari 1996, uitdrukkelijk dat een teken dat in het economisch verkeer dient ter aanduiding van de geografische herkomst van waren, kan worden gedeponeerd als collectief merk (thans art. 2.34 onder 1 BVIE). Hiermee werd de optie voorzien bij artikel 15 lid 2 van de Merkenrichtlijn gevolgd. Uit het Gemeenschappelijk Commentaar van de regeringen blijkt dat men door deze bepaling in de BMW te voegen, aansluiting zocht bij de verordening inzake het Gemeenschapsmerk. Artikel 64 lid 2 van deze verordening voorziet eveneens de mogelijkheid tekens of aanduidingen die in de handel kunnen wijzen op de plaats van herkomst van de waren en diensten te deponeren als collectief merk.

          Ook de overheid kan een dergelijk initiatief nemen: het beste voorbeeld is het collectief merk EQWALIS (Gemeenschapsmerk ingeschreven onder nr. 181137) dat door de Waalse regering wordt gepromoot voor Waalse producten die zich in kwaliteit onderscheiden [76].

          In Vlaanderen doet het door de VLAM gehanteerde label “streekproduct” denken aan een collectief merk. Voor zover wij konden nagaan is dit echter gedeponeerd als een individueel merk en wordt een gewoon licentiesysteem gehanteerd, hetgeen o.i. onlogisch is en niet strookt met het wezen van een individueel merk, nu het label door verschillende producenten van een bepaald product kan worden gebruikt.

          37.Teneinde een volledige monopolisering uit te sluiten is ook hier de omvang van het recht verbonden aan het merk ingeperkt. Artikel 2.34 onder 3 BVIE (ex art. 19 lid 3 BMW) vermeldt:

          “Een zodanig merk geeft de houder niet het recht zich te verzetten tegen het gebruik door een derde van die tekens in het economisch verkeer in overeenstemming met eerlijke gebruiken in handel en nijverheid; met name kan een dergelijk merk niet worden ingeroepen tegen een derde die gerechtigd is een geografische benaming te gebruiken”.

          Volgens het Gemeenschappelijk Commentaar bestaat het praktisch nut van deze bepaling er tevens in dat aan de houders van een collectief merk de mogelijkheid geboden wordt ook op grond van het merkenrecht het gebruik te bestrijden van tekens die ten onrechte de indruk wekken dat bepaalde producten uit de in het collectief merk aangeduide streek komen.

          Artikel 64 lid 2 van de verordening inzake het Gemeenschapsrecht houdt een gelijklopende bepaling in. In de verordening is bovendien uitdrukkelijk opgenomen dat eenieder die aan de voorwaarden van het reglement voor gebruik van het collectief merk voldoet ook gebruiksgerechtigd is, indien dit merk betrekking heeft op een geografische aanduiding.

          De conflicten tussen het geografisch collectief merk en andere tekens (merken) worden geregeld door het merkenrecht.

          Gegarandeerde traditionele specialiteiten

          38.Naast de bescherming van geografische aanduidingen, bestaat in de Europese Unie ook een verordening die toelaat traditionele benamingen van producten zonder link met een geografisch gebied te registreren en te beschermen.

          Het gaat bijvoorbeeld om producten die volgens een bepaald recept en bepaalde productiewijzen moeten worden vervaardigd. Men kan deze producten echter overal vervaardigen omdat de kenmerken precies niet gebonden zijn aan een geografisch gebied.

          Het beschermingssysteem is in de Europese Unie mutatis mutandis parallel uitgewerkt met dit van de geografische aanduidingen om de productie van traditionele producten in de landbouw- en levensmiddelensector te stimuleren. Zij zag het licht in de verordening nr. 2082/92 [77] die thans eveneens herzien en vervangen is door verordening nr. 509/2006 [78].

          België heeft onder deze verordening een aantal benamingen aangemeld die verband houden met de biersoorten Geuze, Faro en Kriek [79]. Zoals hierboven reeds aangegeven, wekt de keuze voor deze vorm van bescherming verwondering, nu voor deze producten in het algemeen dikwijls de link met Brussel en omstreken wordt benadrukt. Artikel 4.1. van de verordening voorziet dat in het register geen landbouw­producten of levensmiddelen mogen worden opgenomen “waarvan de specificiteit berust op de herkomst of geografische oorsprong”. Wel kan een benaming een geografische term bevatten, maar dan zonder afbreuk te doen aan de bescherming van en rechten op die aanduiding. Men heeft er in genoemd geval wellicht moeite mee gehad de streek van productie (precies) af te bakenen, doch een product beschermd onder het systeem van de specificiteitscertificatie mag per definitie overal gemaakt worden. Of dit de bedoeling was van alle betrokken brouwers, durven wij betwijfelen.

          Men kan echter wel de optie nemen, zoals voor Mozarella di Buffala is gebeurd, het product te specifiëren onder deze verordening en bepaalde, met de naam samengestelde benamingen, desondanks als oorsprongsbenaming te beschermen (Mozarella di Bufala Campana). Een pleidooi dus voor een Brusselse Geuze, Faro en Kriek… d.w.z. de échte!

          Besluit

          39.De bescherming van geografische aanduidingen neemt met de verordening nr. 510/2006 een nieuwe wending. Steeds meer kan men dit beschouwen als een krachtig instrument om benamingen van streekgebonden producten te beschermen. Het gaat daarbij om labels en dus marketinginstrumenten die sterk gepromoot worden en ook op heel wat belangstelling kunnen rekenen. Het beleid kadert volledig in de inspanning die worden geleverd voor plattelandsontwikkeling [80].

          De bescherming van geografische aanduidingen blijft weliswaar een complex gegeven omwille van de diversiteit van categorieën van aanduidingen, de verscheidenheid van regelgeving die nog steeds bestaat naar gelang de productsectoren en het spanningsveld met andere onderscheidingstekens zoals merken.

          De herziening van de verordening en de op til staande herziening van het beschermingssysteem in de wijnsector en de sector van de gedistilleerde dranken, toont echter aan dat de Europese wetgever het domein ter harte neemt en streeft naar vereenvoudiging en harmonisatie.

          Nu ook derde landen (en uiteraard de nieuwe Oost-Europese lidstaten) ten volle van dit systeem zullen profiteren, is het zaak voor de Belgische autoriteiten en producenten op de trein te springen en precies na te gaan welke aanduidingen bij deze vorm van bescherming belang hebben. Dit maakt deel uit van een geïntegreerd en verantwoordelijk economisch, landbouw- en consumentenbeleid dat gericht is op de productie van kwaliteitsproducten.

          [1] Advocaat (Simont Braun).
          [2] Verord. nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006, PB. L. 93/12, 31 maart 2006.
          [3] Verord. nr. 2081/92 van 14 juli 1992, inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, PB. L. 208, 24 juli 1992, 1.
          [4] Overeenkomst inzake de TRIPs (Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights), 15 april 1994, opgenomen in bijlage 1C bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, PB. L. 336, 23 december 1994. Naast algemene bepalingen inzake de beschikbaarheid, de verwerving, de reikwijdte, de instandhouding en de handhaving van rechten uit hoofde van de intellectuele eigendom die hier van belang zijn, heeft Titel 3 (art. 22 tot 24) specifiek betrekking op geografische aanduidingen.
          [5] Klachten nrs. WT/DS 174 en WT/DS 290.
          [6] Verord. nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006, inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten van landbouwproducten en levensmiddelen, PB. L. 93/1, 31 maart 2006. Voorheen: verord. nr. 2082/92 van de Raad van 14 juli 1992, inzake de specificiteitscertificering voor landbouwprodukten en levensmiddelen; verord. nr. 1848/93 van de Commissie van 9 juli 1993, tot vaststelling van toepassingsbepalingen; verord. nr. 2301/97 van de Commissie van 20 november 1997, betreffende de opneming van bepaalde benamingen in het “specificiteitscertificeringsregister”.
          [7] Voor de lijst van inmiddels ingeschreven benamingen: verord. nr. 2400/96 van de Commissie van 17 december 1996, betreffende de inschrijving van bepaalde benamingen in het “Register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen” bedoeld in verord. nr. 2081/92 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (herhaaldelijk gewijzigd en aangevuld).
          [8] Zie in dit verband de websites van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (http://www.consument.vlam.be of http://www.streekproduct.be/labels.php ) en van het Agence Wallonne pour la Promotion d'une Agriculture de Qualité (http://www.apaqw.be ). Enkele aanvragen die lopend of in voorbereiding zijn: Vlaams-Brabantse Tafeldruif, Vlaams-Brabants Grondwitloof, Vlaamse Grijze Garnaal, Poulet Fermier de Wallonie, Gentse Azalea, Gentse Clivia.
          [9] Bekendmaking van de registratieaanvraag: PB. C. 3, 6 januari 2006, 5.
          [10] Art. 16 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (WHPC): “Voor de toepassing van deze wet moet onder benaming van oorsprong worden verstaan de geografische benaming van een land, een streek of een plaats dienende om een product aan te wijzen dat er herkomstig van is en waarvan de kwaliteit of de eigenschappen uitsluitend zijn toe te schrijven aan het geografisch milieu met inbegrip van de natuurlijke en menselijke factoren.”.
          [11] Zie H.v.J. 10 november 1992, zaak C-3/91, Exportur, Jur., I, 5553; in de Belgische rechtspraak is een markante uitspraak Comm. Namur 18 december 1991, Havana, J.T. 1993, 154.
          [12] Zoals voorzien in art. 14 WHPC is het gebruik van bepaalde generieke aanduidingen bij koninklijk besluit geregeld (zoals de benamingen “filet américain” bij K.B. van 8 maart 1985 betreffende de fabricage van en de handel in gehakt of gemalen vers vlees of “Frans brood” bij K.B. van 2 september 1985 betreffende brood en andere bakkerijproducten).
          [13] Arrangement de Lisbonne concernant la protection des appellations d'origine et leur enregistrement international, 31 oktober 1958, herzien te Stockholm op 14 juli 1967 en beheerd door de WIPO. België is niet tot dit verdrag toegetreden.
          [14] Zie S.P. Ladas, Patents, trademarks and related rights - nationale and international protection, Cambridge (Mass.), Harvard University Press, 1975, 1578-1579; M. Plaisant, Traité de droit conventionnel international concernant la propriété industrielle, Parijs, Sirey, 1949, 248-253. Beiden verwijzen naar de discussie op de Conferentie van Londen in 1935 (Actes de Londres 1935, 411-417). Voor een toepassing onder de Belgische wet van 18 april 1927 in de wijnsector, zie Cass. 9 octobre 1939, Pas. 1939, I, 406.
          [15] Zie het beroep, op 10 juli 2002 ingesteld door Commune de Champagne e.a. tegen Raad van de Europese Unie en Commissie van de Europese Gemeenschappen voor het GvEA (zaak T-212/02), waarbij de goedkeuringsbeslissing van verschillende bilaterale overeenkomsten tussen Zwitserland en de Unie inzake de handel in landbouwproducten, die deze situatie regelden, worden aangevochten.
          [16] Voor een overzicht en de publicatie van deze verdragen: zie M.A. Evletian, o.c., in Recueils Pratiques du Droit des Affaires, Deel IX (Marques et Brevets), Paris, Éd. Jupiter; vgl. in België het erkenningssysteem onder art. 16-21 WHPC en onder de wet van 18 april 1927, B.S. 28 april 1927.
          [17] N. Clarembeaux, “De bescherming van geografische benamingen”, BMM Bulletin 2005-06, 168-174; D. Dessard, “Rapports entre appellation d'origine, attestation de spécificité, marques collectives et autres indications de provenance géographiques”, in Droits intellectuels: à la rencontre d'une stratégie pour l'entreprise, Brussel, Bruylant, 2002, 319-364; E. De Gryse, “De bescherming van geografische aanduidingen”, in F. Gotzen (ed.), Merken en mededinging, CIR-reeks nr. 14, Brussel, Bruylant, 1998, 79-147; B. Ponet, De bescherming van benamingen van oorsprong, geografische aanduidingen en herkomstaanduidingen, Antwerpen-Groningen, Intersentia Rechtswetenschappen, 1998, 687 p.; B. Ponet, “Belgische geografische benamingen: evenveel juridische statuten als er benamingen zijn?”, T.B.H. 1999, 380; A. Decaluwé, A.C. Delcorde en X. Leurquin, Les pratiques du commerce, Brussel, Larcier, deel 1, nr. 10 (aanvulling 15 november 1998).
          [18] De levensmiddelen en landbouwproducten opgenomen in bijlage 1 bij het EG-Verdrag (PB. C. 325, 24 december 2002, 57) alsook in de twee bijlagen bij de verordening behelzen: kazen, producten op basis van vlees, vers vlees en slachtafval; vis, weekdieren, verse schaaldieren en afgeleide producten, eieren, honing, zuivelproducten,…, oliën, vetten en olijfolie, tafelolijven, fruit, groenten en granen, bier, dranken op basis van plantenextracten, brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren, natuurlijke gommen en harsen, mosterdpasta, deegwaren, hooi, etherische oliën, kurk, cochenille (onafgewerkt product van dierlijke oorsprong), sierbloemen en -planten, wol, teenwilgen.
          [19] Verord. nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, PB. L. 179, 14 juli 1999 (meermaals gewijzigd). Verder dient voornamelijk rekening te worden gehouden met verordening nr. 753/2002 van de Commissie van 29 april 2002, tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 1493/1999 van de Raad wat betreft de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten, PB. L. 118, 4 mei 2002; verord. nr. 1607/2000 van de Commissie van 24 juli 2000, tot vaststelling van enige uitvoeringsbepalingen voor verord. nr. 1493/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, en met name voor de titel betreffende in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijn, PB. L. 185, 25 juli 2000.
          [20] In Wallonië: Besluit van de Waalse regering van 27 mei 2004, tot vaststelling van de benaming en de erkenningsvoorwaarden van in Wallonië geproduceerde wijnen (de volgende benamingen zijn reeds erkend bij ministeriële besluiten van 27 mei 2004: Côtes de Sambre et Meuse, Vin de pays des jardins de Wallonie). In Vlaanderen is er geen specifieke reglementering, doch zijn een aantal erkenningsbesluiten genomen in rechtstreekse toepassing van de Europese verordening nr. 1493/1999: Haspengouwse wijn (6 januari 2000); Hagelandse wijn (9 juli 1997); Heuvellandse wijn (18 november 2005); Vlaamse landwijn (18 november 2005).
          [21] Verord. nr. 1576/89 van de Raad van 29 mei 1989, tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken, PB. L. 160, 12 juni 1989, 1-17. Erkend als geografische benaming in de Vlaamse wetgeving: “Hasseltse Jenever - Hasselt”, “Balegemse Jenever” en “O' de Flander - Oost-Vlaamse Graanjenever”, M.B. Vl. Gem. 9 juli 1997, B.S. 23 oktober 1997, 28222.
          [22] Een grondige herziening van de reglementering van de wijnmarkt met inbegrip van het systeem van geografische aanduidingen is momenteel in voorbereiding: Mededeling van de Commissie, 22 juni 2006, Com. (2006) 319. Een voorstel tot herziening van verordening nr. 1576/89 werd gepubliceerd door de Commissie op 15 december 2005, Com. (2005) 125.
          [23] “Oorsprongsbenaming”: de naam van een streek, van een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke gevallen, van een land, die wordt gebruikt in de benaming van een landbouwproduct of levensmiddel: (1) dat afkomstig is uit die streek, die bepaalde plaats of dat land, (2) waarvan de kwaliteit of de kenmerken hoofdzakelijk of uitsluitend aan het geografische milieu, dat factoren van natuurlijke en menselijke aard omvat, zijn toe te schrijven, en (3) waarvan de productie, de verwerking en de bereiding in het geografische gebied geschieden;

          “Geografische aanduiding”: de naam van een streek, van een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke gevallen, van een land, die wordt gebruikt in de benaming van een landbouwproduct of levensmiddel: (1) dat afkomstig is uit die streek, die bepaalde plaats of dat land, en (2) waarvan een bepaalde hoedanigheid, de faam of ander kenmerk aan deze geografische oorsprong kan worden toegeschreven, en (3) waarvan de productie en/of de verwerking en/of de bereiding in het geografische gebied geschieden.
          [24] Protection of Geographical Indications, Designations of Origin and Certificates of Specific Character for Agricultural Products and Foodstuffs - Guide to the Community Regulations, werkdocument van de Commissie, 2de uitg., augustus 2004, 11, momenteel beschikbaar op de website van het Directoraat Generaal Landbouw http://ec.europa.eu/agriculture/foodqual/quali1_nl.htm .
          [25] H.v.J. 25 oktober 2005, gevoegde zaken C-465/02 en C-466/02, Feta II, Jur., I (10B), 917; H.v.J. 16 maart 1999, gevoegde zaken C-289/96, C-293/96, C-299/96, Feta I; vgl. “Comm. nr. 1829/2002 van 14 oktober 2002 tot wijziging van de verordening nr. 1107/96 wat betreft de benaming Feta, PB. L. 277, 15 oktober 2002, 10. F. Gevers,Feta: death and resurrection of a GI”, BMM Bulletin 2005-06, 175-178.
          [26] J. Schaap, “Soortnamen en andere uitgeburgerde merken”, BMM Bulletin 2005-06, 66-71.
          [27] Art. 5.1.: “onder groepering wordt in deze verordening verstaan elke organisatie, ongeacht haar rechtsvorm of samenstelling, van bij hetzelfde landbouwproduct of hetzelfde levensmiddel betrokken producenten of verwerkers”.
          [28] Art. 6 onder VI vierde al., 4° van de bijzondere wet op de hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980.
          [29] Art. 6.8. van de verordening.
          [30] B.S. 28 juni 2005, 29820; ministerieel uitvoeringsbesluit van 5 juli 2005, B.S. 19 juli 2005, 32724.
          [31] Decreet van 7 december 1989 zoals gewijzigd bij decreet van 19 december 2002, B.S. 5 februari 2003, 4849; uitvoeringsbesluit van de Waalse Gewestregering van 29 april 2004.
          [32] Een probleem kan zijn dat het op het niveau van de lidstaat openbaar gemaakte productdossier meestal slechts in de nationale taal beschikbaar zal zijn. Dit is niet het geval voor de op Gemeenschapsniveau bekendgemaakte samenvatting die vertaald wordt. Alle aanvragen, ook deze uit derde landen, moeten steeds in één van de nationale talen van de Europese Unie worden ingediend of gepaard gaan met een beëdigde vertaling in één van deze talen (art. 5.10. van de verordening).
          [33] H.v.J. 20 mei 2003, zaak C-469/00, Ravil/Bellon Import en Biragi; H.v.J. 20 mei 2003, zaak C-108/01, Consorzio del Prosciutto di Parma en Salumifocio S. Rita/Asda Stores en Hygrade Foods, Jur., I (5B), 5085. Wat betreft het voorbereiden van publicatie van de gegevens uit het productdossier, zie reeds verordening nr. 383/2004 van de Commissie van 1 maart 2004, houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 2081/92 van de Raad ten aanzien van de samenvatting van de belangrijkste gegevens uit de productdossiers, PB. L. 64, 2 maart 2004, 16.
          [34] Art. 4.2., e) van de verordening.
          [35] Art. 19 van de verordening. H.v.J. 9 juni 1998, gevoegde zaken C-129/97 en C-130/97, Epoisses de Bourgogne, Jur., I, 3315.
          [36] Vgl. in dit verband H.v.J. 6 december 2001, zaak C-269/99, Spreewalder Gürken: de bepaling van het geografisch gebied moet worden onderzocht door de bevoegde nationale autoriteiten, in voorkomend geval onder controle van de bevoegde nationale rechterlijke instanties.
          [37] H.v.J. 26 oktober 2000 (beschikking), zaak C-447/98, Molkerei Grossbraunshain et Bene/Commissie, Jur. (10B), 9097. Zie punt 7 van de Toelichting bij het ontwerp van de nieuwe verordening van 5 januari 2006, doc. Com. (2005) 698 final/2.
          [38] Besluit van de Commissie nr. 93/53 van 21 december 1992, tot instelling van een wetenschappelijk comité voor oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en specificiteitscertificering.
          [39] De verordening nr. 2081/92 voorzag in art. 17 een gedetailleerde en in de tijd beperkte overgangsregeling die leidde tot meer dan 1.400 aanmeldingen van nationaal beschermde geografische aanduidingen door de lidstaten. Hierover E. De Gryse, “De bescherming van geografische aanduidingen”, in F. Gotzen (ed.), Merken en mededinging, CIR-reeks nr. 14, Brussel, Bruylant, 1998, 112. Voor de lijst van onder deze bepaling aangemelde benamingen: verordening nr. 1107/96 van de Commissie van 12 juni 1996, betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van art. 17 van verordening nr. 2081/92 van de Raad, herhaaldelijk gewijzigd en aangevuld. Voor afgewezen benamingen: verordening nr. 1285/2001 van de Commissie van 28 juni 2001, tot afwijzing van een reeks aanvragen voor de registratie van benamingen die zijn meegedeeld op grond van art. 17 van verordening nr. 2081/92 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, PB. L. 176, 29 juni 2001, 27.
          [40] H.v.J. 10 november 1992, zaak C-3/91, Exportur, Jur., I, 5553 (zie ook infra).
          [41] Art. 13, 1 luidt:

          “a) elk rechtstreeks of onrechtstreeks gebruik door de handel van een geregistreerde benaming voor producten die niet onder de registratie vallen, voor zover deze producten vergelijkbaar zijn met de onder deze benaming geregistreerde producten, of voor zover het gebruik van de benaming betekent dat van de reputatie van deze beschermde benaming wordt geprofiteerd;

          b) elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product is aangegeven, of indien de beschermde benaming is vertaald, of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals 'soort', 'type', 'methode', 'op de wijze van', 'imitatie' en dergelijke;

          c) elke andere valse of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard of de wezenlijke hoedanigheden van het product op de binnen- of buitenverpakking, in reclamemateriaal of documenten betreffende het betrokken product, alsmede het gebruik van een recipiënt die tot misverstanden over de oorsprong van het product aanleiding kan geven;

          d) elke andere praktijk die de consument ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het product kan misleiden.”.
          [42] We verwijzen bv. naar de bescherming die aanvaard is voor de aanduiding Champagne tegen het gebruik ervan of van afgeleide termen voor badschuim, salami, cider, bier of zelfs ook voor een domeinnaam zonder relatie met de oorsprongsbenaming: Voorz. Comm. Brussel 9 december 1988, Jaarboek Handelspraktijken, 1988, 290; Voorz. Comm. Brussel 3 juli 1989, Jaarboek Handelspraktijken, 1989, 224, noot A.-M. Vervloet; Voorz. Comm. Brussel 29 maart 1994, Jaarboek Handelspraktijken, 1994, 70, noot B. Michaux en E. De Gryse, “De faam van Champagne: beschermd of ongenaakbaar?”, 81-88; Prés. Comm. Nivelles 26 juni 2002, Jaarboek Handelspraktijken, 2002, 71; CEPANI, nr. DOM44051, 20 december 2004, zaak “champagnes.be”; daarentegen zie Mons 18 maart 1991, Bourgogne des Flandres, J.T. 1991, 475.
          [43] Vgl. H.v.J. 13 december 1994, zaak C-306/93, Winzersekt/Land Rheinland Pfalz, Jur., 5555.
          [44] H.v.J. 4 maart 1999, zaak C-87/97, Consorzio per la tutela de fromaggio Gorgonzola/Käserei Champignon Hofmeister, Jur., I (3), 1321.
          [45] Men kan hierbij verwijzen naar de regels inzake vergelijkende reclame die dergelijke reclame voor producten met een benaming van oorsprong slechts toelaat ingeval ze betrekking heeft op producten met dezelfde benaming. Art. 23bis § 1, 6° WHPC te lezen in het licht van de richtlijn nr. 84/450 van 10 september 1984 inzake misleidende en vergelijkende reclame. Zie in dit verband de prejudiciële vragen die het hof van beroep te Brussel aan het H.v.J. stelde op 13 oktober 2005 inzake zaak C-381/05, De Landtsheer/CIVC en Veuve Clicquot Ponsardin.
          [46] Art. 574, 3° Ger.W.
          [47] Verord. nr. 1383/2003 van 22 juli 2003.
          [48] AIPPI, Q191, “Les relations entre les remarques et les indications géographiques”, verslagen en resolutie te vinden op www.aippi.org ; N. Clarembeaux, “De bescherming van geografische benamingen”, BMM Bulletin 2005-06, 171; B. Goebel, “Geographical indications and trademarks in Europe”, T.M.R. 2005, vol. 95, 1165-1196; E. De Gryse, De verhouding tussen het merkenrecht en geografische aanduidingen in de Europese Unie, studiedag AIPPI van 15 oktober 1999; D. Dessard, “Rapports entre appellation d'origine, attestation de spécificité, marques collectives et autres indications de provenance géographiques”, in Droits intellectuels: à la rencontre d'une stratégie pour l'entreprise, Brussel, Bruylant, 2002, 319-364; F. Gevers, “L'imbroglio dans la confusion - le conflit entre les appellations d'origine et les marques”, Jura Vigilantibus - Antoine Braun - les droits intellectuels, le barreau, Brussel, Larcier, 1994, 165-184; W. Oppenhof, “Geografische Bezeichnungen und Warenzeichen - Gutachten für die Welt­organisation für geistiges Eigentum (WIPO)”, GRUR Int. 1977, 226-235.
          [49] Het valt op dat in verschillende Europese landen (bv. Duitsland) de bijzondere bescherming van geografische aanduidingen is opgenomen in de merkenwet.
          [50] E. Ullmann, “Der Schutz der Angabe zur geographischen Herkunft-wohin?”, GRUR Int. 1999, (666-673), 666, verwijzend naar de uiteenzetting van de motieven bij de Duitse Merkenwet.
          [51] Parijs 26 april 1960, Ing.-Cons. 1960, 274.
          [52] Kh. Brussel 7 december 1923, Jur. Comm. Brux. 1923, 169.
          [53] Kh. Mechelen 3 mei 1985, Ing.-Cons. 1985, 249.
          [54] Pres. Rotterdam 30 december 1982, Delftse slaolie, B.I.E. 1983, 240; Cass. 3 oktober 1968, Ing.-Cons. 1969, 110, Breda voor bier (bevestiging van Brussel 20 juni 1967, Ing.-Cons. 1969, 112); vgl. Brussel 12 oktober 2005, Sirop de Liège, T.B.H. 2006, 228 .
          [55] Vgl. Brussel 31 maart 1983, T.B.H. 1984, 125 met noot G. Bogaert.
          [56] Eerste richtlijn van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, PB. L., 11 februari 1989, 1.
          [57] Art. 2.11 onder 1, c BVIE (ex art. 6bis, 1, c BMW).
          [58] Art. 2.4 en art. 2.26 onder 2, c BVIE (ex art. 4, 2 BMW en art. 5, 2, c) BMW). Benelux Hof 20 december 1996, zaak A 95/2, Europabank/Banque pour l'Europe, R.W. 1996-97, 1215.
          [59] Art. 2.23 onder 1, b BVIE (ex art. 13, 7 onder b) BMW). Voor uitleg van het begrip “eerlijke gebruiken in nijverheid en handel”, zie H.v.J. 7 januari 2004, zaak C-100/02, Gerolsteiner Brunnen/Putsch (merken Gerry/Kerry).
          [60] H.v.J. 4 mei 1999, gevoegde zaken C-108/97 en C-109/97, Windsurfing Chiemsee Produktions- und Vertriebs GmbH/Boots- und Segelzubehör Walter Huber en Franz Attenberger, Jur., I (5), 2810.
          [61] GvEA 25 oktober 2005, zaak T-379/03, Cloppenburg. Vgl. in andere zin GvEA 15 oktober 2003, zaak T-295/01, Oldenburger.
          [62] Voor een toepassing (in Duitsland): OLG Munchen 27 mei 2004, inzake Bayerisches Bier/Bavaria Holland Bier, GRUR Int. 2005, 72.
          [63] H.v.J. 4 maart 1999, zaak C-87/97, Gorgonzola/Käserei Champignon (Cambonzola), Jur., I (3), 1321.
          [64] Vgl. E.H.R.M. 11 oktober 2005, zaak Anheuser Busch/Portugal, verzoek nr. 73049/01.
          [65] H.v.J. 4 maart 1999, zaak C-87/97, Consorzio per la tutela de fromaggio Gorgonzola/Käserei Champignon Hofmeister, Jur., I (3), 1321.
          [66] Hierover E. De Gryse, “De bescherming van geografische aanduidingen”, in F. Gotzen (ed.), Merken en mededinging, CIR-reeks nr. 14, Brussel, Bruylant, 1998, 112 e.v.
          [67] H.v.J. 6 maart 2003, zaak C-6/02, Commissie/Franse Republiek; inzake nationale kwaliteits- en herkomstkeurmerken, vgl. H.v.J. 5 november 2002, zaak C-325, Commissie/Bondsrepubliek Duitsland, Jur., I (11), 9855 en H.v.J. 17 juni 2004, zaak C-255/03, Commissie/Koninkrijk België - label de qualité Wallon.
          [68] H.v.J. 9 juni 1998, gevoegde zaken C-129/97 en C-130/97, Epoisses de Bourgogne, Jur., I, 3315; H.v.J. 4 maart 1999, C-87/97, Gorgonzola, Jur., I (3), 1321.
          [69] De deelstaten lijken echter niet bevoegd zelf een beschermingssyteem op te zetten, zodat men hiervoor nog zou kunnen terugvallen op de regeling in de WHPC. Vgl. met het Waalse decreet van 7 september 1989 betreffende de toekenning van het Waalse kwaliteitslabel, de aanduiding van lokale herkomst en de aanduiding van Waalse herkomst, dat werd gewijzigd in “Decreet betreffende de aanduiding van lokale oorsprong en de aanduiding van Waalse herkomst alsmede het toepasselijk maken in het Waalse Gewest van de verord. nrs. 2081/92 en 2082/92” bij decreet van 19 december 2002, B.S. 5 februari 2003, 4856: hoofdstuk I handelt over producten die niet onder de gemeenschapsrechtelijke regeling vallen. Er zijn benamingen die op een gegeven moment een erkenning kregen en die wellicht in aanmerking komen voor toepassing van de beschermingsregels onder de WHPC: “Zeelse kant” (mededeling gepubliceerd in B.S. 28 juni 1989, 11547) en “Pierre bleue dite petit granit d'âge géologique tournaisien” (besluit van de Waalse regering, 20 mei 1999, B.S. 10 juli 1999).
          [70] H.v.J. 10 november 1992, zaak C-3/91, Exportur/LOR en Confiserie du Tech (Tourron de Alicante), Jur., I, 5529.
          [71] Art. 23, 1° WHPC.
          [72] H.v.J. 18 november 2003, C-216/01, Budejovicky Budvar/Rudolf Ammersin, Jur., I, (11 A), 13657; H.v.J. 7 november 2000, C-312/98, Schutzverband gegen Unwesen in der Wirtschaft/Warsteiner Brauerei, Jur., I (11A), 9209; H.v.J. 9 juni 1998, gevoegde zaken C-129/97 en C-130/97, Chiciak en Fol, Jur., I, 3326.
          [73] H.v.J. 7 mei 1997, gevoegde zaken C-321/94, C-322/94, C-323/94 en C-324/94, OM/Jacques Pistre, Montagne, Jur., I, 234.
          [74] Hoofdstuk 8 BVIE (art. 2.34 tot 2.44) (ex hoofdstuk II BMW (art. 19 tot 28)); art. 64 e.v. van de verordening nr. 40/94 inzake het Gemeenschapsmerk.
          [75] B.M. Vroom Cramer, I.E.R. 1993, (161) 162; de normale vorm van bescherming van geografische aanduidingen in Angelsaksische landen leunt hier trouwens sterk bij aan: M.G. Coerper, “La protection des indications géographiques aux États-Unis d'Amérique, considérée notamment sous l'angle des marques de certification”, Propr. ind. 1990, 242-253.
          [76] Waals decreet van 19 december 2002 relatif à la promotion de l'agriculture et au développement des produits agricoles de qualité différenciée, B.S. 28 januari 2003, 2807.
          [77] Verord. nr. 2082/92 van de Raad van 14 juli 1992, meermaals gewijzigd. Zie ook verord. nr. 2037/93 van de Commissie van 27 juli 1993 tot vaststelling van toepassingsbepalingen.
          [78] Verord. nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006, inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen, PB. L. 93, 31 maart 2006, 1-11.
          [79] Beschermde benamingen: Faro; Lambic, Gueuze Lambic, Gueuze/Lambiek, Geuze-Lambiek, Geuze; Kriek, Kriek-Lambic, Framboise-Lambic, Fruit-Lambic/Kriek, Kriekenlambiek, Frambozenlambiek, Vruchtenlambiek; Vieille Gueuze, Vieille Gueuze-Lambic, Vieux Lambic/Oude Geuze, Oude Geuze-Lambiek, Oude Lambiek; Vieille Kriek, Vieille Kriek-Lambic, Vieille Framboise-Lambic, Vieux fruit-Lambic/Oude Kriek, Oude Kriekenlambiek, Oude Frambozenlambiek, Oude Fruit-lambiek (bijlage bij de verordening (EG) nr. 2301/97 van de Commissie, 20 november 1997, betreffende de opneming van bepaalde benamingen in het “specificiteitscertificeringsregister” als bedoeld in verordening (EEG) nr. 2082/92 van de Raad inzake de specificiteitscertificering voor landbouwproducten en levensmiddelen).
          [80] Zie de communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (2007-2013), besluit van de Raad 20 februari 2006, PB. L. 55, 25 februari 2006, 20-29.