WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN
Vereffening - Algemeen1.De wet van 2 juni 2006 heeft een aantal ingrijpende wijzigingen aangebracht aan de vereffeningsprocedure voor vennootschappen met rechtspersoonlijkheid. In essentie komt het erop neer dat aan de rechtbanken van koophandel een actievere rol wordt toebedeeld en dat er op de griffie een vereffeningsdossier wordt aangelegd en bijgehouden.
De wetgever beoogde met de wetswijziging een betere bescherming van de schuldeisers. Deze zouden op heden immers onvoldoende geïnformeerd zijn over de wijze waarop de vennootschap wordt vereffend en over de handelingen die de vereffenaar tijdens de vereffeningsprocedure stelt, bijvoorbeeld de wijze waarop de vereffenaar het actief van de vennootschap heeft verkocht en of de bevoorrechte schuldeisers reeds bij voorrang werden betaald [2].
Hoewel het oorspronkelijke wetsvoorstel enkel betrekking had op deficitaire vereffeningen [3], werden de voorgestelde maatregelen uiteindelijk uitgebreid tot alle vereffeningen. Het bleek immers onmogelijk om duidelijke criteria vast te leggen om op het moment van ontbinding potentieel deficitaire van niet-deficitaire vereffeningen te onderscheiden.
2.De rechtbank van koophandel komt voortaan een eerste maal tussen naar aanleiding van de benoeming van de vereffenaars [4]. De vereffenaars worden benoemd door de algemene vergadering, doch zij kunnen pas in functie treden na bevestiging van deze benoeming door de rechtbank van koophandel van het arrondissement waar de vennootschap haar zetel heeft op de dag van de ontbinding. De rechtbank oefent controle uit over de persoon van de vereffenaar en gaat met name na of hij “alle waarborgen van rechtschapenheid” biedt. Bepaalde strafrechterlijke veroordelingen kunnen een beletsel vormen voor de benoeming.
Een benoeming als vereffenaar is uitgesloten voor wie veroordeeld is wegens de misdrijven die verband houden met de staat van het faillissement opgesomd in de artikelen 489 t.e.m. 490bis Sw., diefstal, valsheid, knevelarij, oplichting, misbruik van vertrouwen, evenals voor de bewaarder, voogd, bestuurder of rekenplichtige die niet tijdig rekening en verantwoording heeft gedaan en niet tijdig heeft afgerekend. Deze uitsluiting geldt voor een termijn van tien jaar te rekenen vanaf het definitieve vonnis van veroordeling, dan wel het uitblijven van het tijdig rekening en verantwoording doen en tijdig afrekenen.
Mag in principe evenmin benoemd worden als vereffenaar, tenzij mits homologatie van de rechtbank: eenieder die failliet werd verklaard zonder rehabilitatie te hebben verkregen, die een gevangenisstraf - zelfs met uitstel - heeft opgelopen wegens een van de strafbare feiten die bedoeld worden in artikel 1 van het K.B. nr. 22 van 24 oktober 1934 [5], wegens een inbreuk op de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen of op de uitvoeringsbesluiten ervan, of wegens een inbreuk op de fiscale wetgeving.
De zaak wordt bij de rechtbank aanhangig gemaakt bij eenzijdig verzoekschrift overeenkomstig de artikelen 1025 Ger.W. e.v. De rechtbank moet uitspraak doen binnen 24 uur. Het verzoekschrift wordt ingediend door het bevoegde orgaan van de vennootschap of door een advocaat. In dit kader rijst de - in de praktijk niet onbelangrijke - vraag wie juist het bevoegde orgaan van de vennootschap is. Door de ontbinding beschikt de raad van bestuur immers niet langer over zijn wettelijke bevoegdheden. In de prille (notariële) praktijk lijkt het dat hieraan wordt verholpen door de benoeming door de algemene vergadering van een lasthebber ad hoc. Dit kan in de algemene vergadering die tot de ontbinding beslist. Andere mogelijkheid is dat dit door de vereffenaar gebeurt als belanghebbende derde in de zin van artikel 184 § 1 zevende lid W. Venn.
Hoe dan ook dient het verzoek te zijn vergezeld van een staat van activa en passiva. De wet bepaalt niets over de actualiteit van die staat of revisorale controle er op, maar ik neem aan dat vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid gebruik zullen maken van dezelfde staat die bij vrijwillige ontbinding hoe dan ook aan de algemene vergadering dient te worden voorgelegd (art. 181 W. Venn.).
3.De handelingen die de vereffenaar eventueel heeft gesteld tussen zijn benoeming door de algemene vergadering en de bevestiging ervan, worden eveneens aan de beoordeling onderworpen van de rechtbank van koophandel. Deze laatste kan de handelingen met terugwerkende kracht bevestigen, dan wel ze nietig verklaren indien zij kennelijk in strijd zijn met de rechten van derden. De wetgever wil op die manier verhinderen dat de vrijwillige vereffening zou worden misbruikt om te ontsnappen aan een aantal procedures die inherent zijn aan het faillissement, zoals de verdachte periode [6].
4.De wet van 2 juni 2006 heeft ook de wettelijke verplichtingen inzake informatieverstrekking over de vereffeningswerkzaamheden uitgebreid. Het nieuwe artikel 189bis W. Venn. bepaalt dat de vereffenaars in de zesde en de twaalfde maand van het eerste vereffeningsjaar een omstandige staat van de vereffening moeten overmaken aan de griffie van de rechtbank van koophandel van het arrondissement waar de vennootschap haar zetel heeft. De staat dient onder meer de ontvangsten, de uitgaven en de uitkeringen te vermelden, evenals wat nog moet worden vereffend. Vanaf het tweede jaar van de vereffening dient deze staat slechts om het jaar te worden opgesteld.
De omstandige staat van de vereffening wordt bij het vereffeningsdossier gevoegd, dat voortaan verplicht voor elke vereffening wordt bijgehouden. Dit dossier bevat naast een afschrift van de vereffeningsstaten tevens de stukken van het vennootschapsdossier, een afschrift van de verslagen opgesteld n.a.v. de ontbinding, uittreksels van de bekendmakingen van de akten betreffende de benoeming en het ontslag van de vereffenaars, van de bekendmakingen n.a.v. de afsluiting van de vereffening en in voorkomend geval een lijst van de homologaties en bevestigingen [7].
5.De afsluiting van de vereffening geeft eveneens aanleiding tot controle door de rechtbank van koophandel. De vereffenaars moeten een plan voor de verdeling van de activa onder de verschillende schuldeisers “voor akkoord” voorleggen aan de rechtbank. Deze kan van de vereffenaar alle dienstige inlichtingen vorderen om de geldigheid van het verdelingsplan te beoordelen [8].
6.De wet bevat twee sancties indien de wettelijke verplichtingen tot het opstellen en neerleggen van een omstandige staat van de vereffening en van een plan voor de verdeling van de activa niet worden nageleefd. Op vordering van het Openbaar Ministerie dan wel van elke belanghebbende derde en na de vereffenaar te hebben gehoord, kan de rechtbank overgaan tot de vervanging van de vereffenaar [9]. Bovendien kunnen de vereffenaars die voormelde verplichtingen niet nakomen strafrechtelijk worden gesanctioneerd met een geldboete van vijftig tot tienduizend euro [10].
7.De nieuwe regels inzake de vereffeningsprocedure zijn niet alleen van toepassing op de vereffeningen waartoe wordt beslist ná de inwerkingtreding van de wet, doch ook op alle lopende vereffeningsprocedures. De vereffenaars belast met de vereffeningen die lopen op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet, beschikken over een overgangstermijn van één jaar vanaf de bekendmaking (i.e. tot 26 juni 2007) om de nodige maatregelen te nemen om zich te schikken naar haar bepalingen [11].
8.De wet van 2 juni 2006 heeft de vereffeningsprocedure drastisch gewijzigd. De informatieverstrekking over het verloop van de vereffeningsprocedure en het toezicht dat de rechtbanken van koophandel hierover zullen uitoefenen, kunnen ongetwijfeld een nuttig instrument zijn in de strijd tegen frauduleuze vereffeningen. Zo bijvoorbeeld is de sluiting van de vereffening onmiddellijk na de beslissing tot ontbinding voortaan, gezien de verplichte tussenkomst van de rechtbank, niet meer mogelijk. De grote verdienste hiervan is een betere bescherming van de schuldeisers. Echter, het formalistische karakter van de regeling en de toepassing ervan op alle vereffeningen, komt de vlotte afwikkeling van de vereffeningen niet ten goede. De regels inzake de benoeming van de vereffenaar, het bijhouden van een vereffeningsdossier en de controle van het plan voor de verdeling van de activa betekenen een (wellicht aanzienlijke) bijkomende werkbelasting voor de rechtbanken van koophandel, met mogelijke vertragingen van de procedure tot gevolg. Bovendien mag men niet voorbijgaan aan de verantwoordelijkheid van de rechtbanken bij de controle over het plan van de verdeling van de activa. Een gebrekkige controle zou aanleiding kunnen geven tot een vordering in overheidsaansprakelijkheid door schuldeisers wiens rechten kennelijk miskend zijn door een door de rechtbank goedgekeurde verdeling [12].
De beslissingen van de rechtbank ontlasten nochtans de vereffenaars niet van hun aansprakelijkheid voor begane fouten. Zij zijn hiervoor aansprakelijk en een gebrekkig toezicht of een onjuiste beoordeling van de rechter in het kader van de vereffeningsprocedure betekent niet dat de dader vrij uit gaat.
[1] | B.S. 26 juni 2006. |
[2] | M.v.T., Parl. St. Kamer 2004-05, nr. 1906/001, 5. |
[3] | Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen, teneinde de vereffeningsprocedure van verliesgevende vennootschappen te verbeteren, Parl. St. Kamer 2004-05, nr. 1906/001. |
[4] | Cf. nieuw art. 184 § 1 W. Venn. |
[5] | K.B. nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, B.S. 27 oktober 1934. |
[6] | Amendement van 31 januari 2006 op het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen, teneinde de vereffeningsprocedure van verliesgevende vennootschappen te verbeteren, Parl. St. Kamer 2005-06, nr. 1906/002, 3 en amendement van 21 februari 2006 op het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen, teneinde de vereffeningsprocedure van verliesgevende vennootschappen te verbeteren, Parl. St. Kamer 2005-06, 1906/003, 2. |
[7] | Cf. nieuw art. 195bis. |
[8] | Cf. nieuw art. 190 § 1 in fine W. Venn. |
[9] | Cf. nieuw art. 184 § 2 W. Venn. |
[10] | Cf. nieuw art. 196, 5° W. Venn. |
[11] | Art. 7 wet van 2 juni 2006. |
[12] | De Staat is immers, onder strikte voorwaarden, aansprakelijk voor de schade aan derden veroorzaakt door fouten begaan in het optreden van de rechterlijke macht. Zie Cass. 19 december 1991, Anca, Arr. Cass. 1991-92, 364, J.L.M.B. 1992, 42, noot F. Piedboeuf, J.T. 1992, 142, concl. J. Velu, Pas. 1992, I, 316, concl. J. Velu, R.C.J.B. 1993, 285, noot F. Rigaux en J. Van Compernolle, R.W. 1992-93, 396, noot, T.B.B.R. 1992, 60, noot A. Van Oevelen en Cass. 8 december 1994, Arr. Cass. 1994, 1074, J.L.M.B. 1995, 387, noot D. Philippe, J.T. 1995, 497, noot R.O.D., R.W. 1995-96, 180, noot A. Van Oevelen. |