Article

Hof van Cassatie, 06/04/2006, R.D.C.-T.B.H., 2006/10, p. 1055-1059

Hof van Cassatie 6 april 2006

VERZEKERINGEN
Aansprakelijkheidsverzekering - Omvang van de dekking - Betaling door de verzekeraar van de hoofdsom, de interest en de kosten - Overgangsrecht - Ongeval voor toepasselijkheid van artikel 82 van de wet op de land­verzekeringsovereenkomst
De verzekeraar is niet gehouden dekking te verlenen voor de interest en kosten boven het verzekerde bedrag vanaf 1 januari 1994, wanneer het ongeval zich heeft voorgedaan vóór dat artikel 82 Wet Landverzekeringsovereenkomst van toepassing werd op de tussen de partijen gesloten verzekeringsovereenkomst.
ASSURANCES
Assurance responsabilité - Étendue de la garantie - Paiement par l'assureur du prncipal, des intérêts et des frais - Droit transitoire - Accident antérieur à l'application de l'article 82 de la loi sur le contrat d'assurances terrestres
L'assureur n'est pas tenu de couvrir les intérêts et les frais au-delà du montant assuré à partir du 1er janvier 1994, lorsque l'accident est survenu avant que l'article 82 de laloi sur le contrat d'assurance terrestre ne soit devenu applicable au contrat d'assurance conclu entre les parties.

Axa Belgium / J.V.

Zet.: I. Verougstraete (voorzitter), R. Boes (afdelingsvoorzitter), Gh. Londers, E. Dirix en E. Stassijns (raadsheren)
O.M.: P. Cornelis (advocaat-generaal)
Pl.: Mrs. L. De Gryse en H. Geinger

(…)

II. Cassatiemiddel

De eiseres voert in haar verzoekschrift een middel aan.

Geschonden wettelijke bepalingen

- de artikelen 2 en 1134 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek;

- het algemeen rechtsbeginsel dat de wet geen terugwerkende kracht heeft;

- de artikelen 30, 77, 82 en 148 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst;

- de artikelen 8 en 14 van de wet van 16 maart 1994 tot wijziging van sommige bepalingen van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst;

- de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 24 augustus 1992 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst.

Aangevochten beslissingen

In zijn tussenarrest van 27 november 2003 (p. 6, tweede al.) beslist het hof van beroep dat eiseres gehouden is dekking te verlenen van de interesten en kosten vanaf 1 januari 1994. Het steunt deze beslissing op volgende overwegingen (p. 4 t.e.m. 6, nr. 3):

“(De verweerster) houdt evenwel voor dat zij toch gerechtigd is op de interesten en kosten boven de dekkingsgrens van de polis op grond van artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst. (De eiseres) wijst de toepassing van voormeld artikel 82 af, nu het schadegeval waarvoor (de verweerster) bij het arrest d.d. 5 november 1998 aansprakelijk werd gesteld, zich heeft voorgedaan in 1989, hetzij voor de inwerkingtreding van de Wet Landverzekeringsovereenkomst.

Artikel 149 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst voorzag dat de Koning voor elk artikel van deze wet de dag diende te bepalen waarop het in werking trad. De inwerkingtreding van de Wet Landverzekeringsovereenkomst werd dienovereenkomstig geregeld bij het K.B. van 24 augustus 1992. Op grond van artikel 3 van dit K.B. van 24 augustus 1992 trad artikel 82 van de wet op de landvezekeringsovereenkomsten in werking op 1 januari 1993. De inwerkingtreding van artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst houdt op zich niet in dat deze bepaling vanaf deze datum ook van toepassing is op de lopende verzekeringsovereenkomsten.

Artikel 148 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst voorzag in overgangsbepalingen ten aanzien van de verzekeringsovereenkomsten die aangegaan waren voor de inwerkingtreding van de wet op de landverzekeringsovereenkomst. Op grond van artikel 148 § 1 waren de bepalingen van de wet op de landverzekeringsovereenkomst op deze verzekeringsovereenkomsten eerst van toepassing vanaf de dag van de wijziging, de vernieuwing, de verlenging of de omzetting van de overeenkomst. Op grond van artikel 1 van het K.B. van 25 augustus 1992 betreffende de aanpassing van de v­erzekeringsovereenkomsten en andere verzekerings­documenten aan de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst dienden de verzekeringsondernemingen trouwens over te gaan tot de formele aanpassing van de verzekeringsovereenkomsten aan de bepalingen van deze wet, ten laatste op 1 juli 1993 of op de datum waarop de wet op hen van toepassing werd indien die datum na 1 juli 1993 viel.

De verzekeringsovereenkomst nr. 718.700.306 die door (de verweerster) bij (de eiseres) werd afgesloten, nam een aanvang op 3 juni 1987, hetzij vóór de inwerkingtreding van de wet op de landverzekeringsovereenkomst. Op deze verzekeringsovereenkomst dient aldus de overgangsregeling van artikel 148 § 1, toegepast te worden.

Artikel 30 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst diende op grond van artikel 148 § 4, toegepast te worden vanaf zijn inwerkingtreding, hetzij 1 januari 1993. De polis werd na 1 januari 1993 voor het eerst verlengd op 31 december 1993 zodat vanaf 1 januari 1994 artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst erop van toepassing was. (De eiseres) is dan ook vanaf 1 januari 1994 gehouden dekking te verlenen voor de intresten en de kosten boven dekkingsgrens.

Dat het schadegeval zich heeft voorgedaan in 1989, hetzij voordat artikel 82 op de wet op de landverzekeringsovereenkomst, op de verzekeringsovereenkomst toepassing vond, is ter zake niet dienend ten aanzien van de interesten en kosten vanaf 1 januari 1994. De schaderegeling betreffende het schadegeval van 1989 had voor de aanvang van de toepasselijkheid van artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst op de verzekeringsovereenkomst, nog geen volledige uitwerking gekregen.

(De eiseres) verwijst ten onrechte enkel naar de datum van het schadegeval voor de bepaling van de omvang van haar dekkingsplicht. De verzekeringsovereenkomst dekt de aansprakelijkheid van de verzekerde ingevolge een welbepaald schadegeval, hetgeen inhoudt dat de schade veroorzaakt door dit schadegeval en waarvoor dekking dient verleend te worden, zich ook op een later tijdstip kan voordoen. Dit is in casu het geval met de interesten en kosten die zich vanaf 1 januari 1994 hebben gerealiseerd.

Bovendien dient er op gewezen te worden dat de aansprakelijkheidsverzekeraar op grond van artikel 77 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst, zoals gewijzigd bij artikel 8 Wet 16 maart 1994, dekking geeft tegen alle vorderingen tot vergoeding wegens het voorvallen van schade die in de overeenkomst beschreven is. De interesten en kosten die thans in aanmerking worden genomen, zijn te beschouwen als schade die voorgevallen is, zij het vanaf 1 januari 1994, en waarvoor dekking moet verleend worden overeenkomstig de op dat ogenblik geldende wettelijke bepalingen. In het oorspronkelijk artikel 77 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst was weliswaar sprake van de schadeverwekkende gebeurtenis die in de overeenkomst omschreven was, in plaats van het voorvallen van schade, doch dit belet geenszins dat de aansprakelijkheidsverzekeraar de schade ingevolge een opgelopen aansprakelijkheid moet vergoeden binnen de grenzen van de dekking en conform de ter zake geldende wettelijke bepalingen. (De eiseres) is dan ook gehouden dekking te verlenen voor de interesten en kosten vanaf 1 januari 1994” (cf. p. 4, nrs. 3 e.v. van het arrest).

Het arrest heropende de debatten om de partijen toe te laten met toepassing van de bovenvermelde regels een afrekening met bewijskrachtige stukken voor te leggen.

In het eindarrest van 10 juni 2004 bevestigt het hof van beroep dat artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst in voorliggend geval vanaf 1 januari 1994 toepassing kan vinden en veroordeelt het eiseres tot betaling van 52.151,24 euro, te vermeerderen met de moratoire interesten aan de wettelijke interestvoet vanaf 28 januari 2002 en de gerechtskosten.

Grieven
Eerste onderdeel

Schending van de artikelen 2 en 1134 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, van het algemeen rechtsbeginsel dat de wet geen terugwerkende kracht heeft, van de artikelen 30, 82 en 148 § 1 en § 4 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst (hierna de Wet op de Landverzekeringsovereenkomst) en van de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 24 augustus 1992 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst (hierna het koninklijk besluit van 24 augustus 1992).

Luidens artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek beschikt de wet alleen voor het toekomende en heeft zij geen terugwerkende kracht.

Artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst bepaalt dat de dekkingsgrenzen enkel gelden met betrekking tot de in hoofdsom verschuldigde schadevergoeding en dat de intresten en kosten zelfs boven de dekkingsgrenzen moeten worden vergoed.

Op grond van artikel 1 van het koninklijk besluit van 24 augustus 1992 trad artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst op 21 september 1992 in werking.

Volgens artikel 148 § 1 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst zijn de bepalingen van deze wet op de verzekeringsovereenkomsten die aangegaan zijn vóór de inwerkingtreding van die bepalingen, eerst van toepassing vanaf de dag van de wijziging, de vernieuwing, de verlenging of de omzetting van de overeenkomst.

Artikel 30 § 1 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst, dat bepaalt dat de duur van de verzekeringsovereenkomst niet langer mag zijn dan één jaar, trad overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 augustus 1992 op 1 januari 1993 in werking.

Artikel 148 § 4 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst stelt dat artikel 30 van deze wet wordt toegepast op de bestaande overeenkomsten vanaf zijn inwerkingtreding.

Het hof van beroep oordeelt dat “de inwerkingtreding van artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst op zich niet (inhoudt) dat deze bepaling vanaf deze datum ook van toepassing is op de lopende verzekeringsovereenkomsten.” (cf. p. 4, voorlaatste alinea van het tussenarrest) en stelt vervolgens vast dat de verzekeringsovereenkomst tussen de eiseres en de verweerster op 3 juni 1987 een aanvang nam, zodat de overgangsregeling in artikel 148 § 1 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst moet worden toegepast (cf. p. 5, tweede alinea, van het tussenarrest).

Volgens het hof van beroep diende “artikel 30 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst (...) op grond van artikel 148 § 4, toegepast te worden vanaf zijn inwerkingtreding, hetzij 1 januari 1993. De polis werd na 1 januari 1993 voor het eerst verlengd op 31 december 1993 zodat vanaf 1 januari 1994 artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst erop van toepassing was. (De eiseres) is dan ook vanaf 1 januari 1994 gehouden dekking te verlenen voor de interesten en de kosten boven dekkingsgrens” (cf. p. 5, derde al. van het tussenarrest).

Vervolgens overweegt het hof van beroep dat het feit dat “het schadegeval zich heeft voorgedaan in 1989, hetzij voordat artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst, op de verzekeringsovereenkomst toepassing vond, ter zake niet dienend (is) ten aanzien van de interesten en kosten vanaf 1 januari 1994. De schaderegeling betreffende het schadegeval van 1989 had voor de aanvang van de toepasselijkheid van artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst op de verzekeringsovereenkomst, nog geen volledige uitwerking gekregen. (De eiseres) verwijst ten onrechte enkel naar de datum van het schadegeval voor de bepaling van de omvang van haar dekkingsplicht. De verzekeringsovereenkomst dekt de aansprakelijkheid van de verzekerde ingevolge een welbepaald schadegeval, hetgeen inhoudt dat de schade veroorzaakt door dit schadegeval en waarvoor dekking dient verleend te worden, zich ook op een later tijdstip kan voordoen. Dit is in casu het geval met de interesten en kosten die zich vanaf 1 januari 1994 hebben gerealiseerd” (cf. p. 5, vierde en vijfde al. van het tussen­arrest).

Uit het beginsel van de onmiddellijke inwerkingtreding van de nieuwe wet volgt dat een nieuwe wet niet alleen van toepassing is op toestanden die na de inwerkingtreding ervan ontstaan, maar ook op de toekomstige gevolgen van onder de vroegere wet ontstane toestanden die zich voordoen of voortduren onder toepassing van de nieuwe wet, mits geen afbreuk wordt gedaan aan onherroepelijk vastgestelde rechten.

Op overeenkomsten blijft de oude wet van toepassing, tenzij de nieuwe wet van openbare orde is of uitdrukkelijk bepaalt dat ze geldt voor lopende overeenkomsten.

Luidens artikel 148 § 1 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst zijn de bepalingen van deze wet op de verzekeringsovereenkomsten die aangegaan zijn vóór de inwerkingtreding van die bepalingen eerst van toepassing vanaf de dag van de wijziging, de vernieuwing, de verlenging of de omzetting van de overeenkomst.

Het hof van beroep oordeelt met miskenning van de regels inzake overgangsrecht dat eiseres op grond van artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst dekking verschuldigd is voor de interesten en kosten vanaf 1 januari 1994.

Zoals de eiseres in hoger beroep aanvoerde (cf. p. 13, nr. 2 van de beroepsconclusie en p. 1 en 2 van de beroepsconclusie na tussenarrest), diende de vaststelling van de door de eiseres verschuldigde verzekeringsdekking met eerbiediging van het beginsel van de niet-retroactieve werking van de nieuwe wet te gebeuren aan de hand van de op het ogenblik van het schadegeval toepasselijke regels.

Het hof van beroep stelt vast dat het schadegeval zich in 1989 voordeed (cf. p. 5, vierde en vijfde al. van het tussenarrest), dit is vóór de inwerkingtreding van artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst.

Het schadegeval werd dan ook beheerst door de op dat ogenblik toepasselijke rechtsregels, waaronder de bepalingen van de door eiseres en verweerster gesloten verzekeringsovereenkomst.

Artikel 14.3 van de door de eiseres ingeroepen en in het arrest vermelde verzekeringsovereenkomst bepaalt dat “alle kosten, daarin begrepen de kosten van beperking van de schade, interesten, uitgaven en honoraria in de verzekeringssommen begrepen zijn”, waaraan artikel 2 a) van de bijzondere voorwaarden toevoegt dat de verzekeringswaarborg beperkt is tot 10.000.000 BEF per schadegeval (cf. p. 5 van de beroepsconclusie van eiseres en p. 3, nr. 2 en p. 4, eerste al. van het tussenarrest).

De vaststelling dat de schaderegeling na de inwerkingtreding van artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst nog geen volledige uitwerking heeft gekregen en er zich na inwerkingtreding van artikel 82 nog schade veroorzaakt door dit schadegeval kan voordoen, zoals het hof van beroep overweegt (cf. p. 5, vierde en vijfde al. van het tussen­arrest), kon aan het van kracht zijn van deze bepalingen van de verzekeringsovereenkomst geen afbreuk doen.

Deze gevolgen van het schadegeval werden eveneens beheerst door de op het ogenblik van het schadegeval toepasselijke rechtsregels.

Artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst, dat de contractueel vastgelegde vergoedingsplicht van de eiseres wijzigt, kon dan ook niet toegepast worden op de gevolgen van het schadegeval dat volgens het hof van beroep in 1989 plaatsvond.

De beslissing waarbij het hof van beroep artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst van toepassing verklaart op de interesten en kosten sinds 1 januari 1994 en oordeelt dat de eiseres “dan ook gehouden dekking te verlenen voor de interesten en kosten vanaf 1 januari 1994” (cf. p. 6, tweede al. van het tussenarrest), miskent artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek, het algemeen rechtsbeginsel dat de wet geen terugwerkende kracht heeft, de artikelen 30, 82 en 148 § 1 en § 4 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst, de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 24 augustus 1992 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en de verbindende kracht van de bedingen van de verzekeringsovereenkomst met verweerster (schending van art. 1134 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek en het erin vervatte beginsel van de overeenkomstwet).

Het eindarrest van 10 juni 2004, waarin het hof van beroep beslist dat artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst in voorliggend geval vanaf 1 januari 1994 toepassing kan vinden en eiseres veroordeeld wordt tot betaling van 52.151,24 euro, te vermeerderen met de moratoire interesten aan de wettelijke interestvoet vanaf 28 januari 2002 en de gerechtskosten, is door diezelfde onwettigheden aangetast.

(…)

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Eerste onderdeel

1. Overeenkomstig artikel 82 tweede en derde lid van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, is de verzekeraar ertoe gehouden de interesten op de in hoofdsom verschuldigde schadevergoeding ten laste te nemen, evenals de kosten, zelfs boven de dekkingsgrenzen.

Deze bepaling is, krachtens artikel 1 van het koninklijk besluit van 24 augustus 1992 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de wet op de landverzekeringsovereenkomst, in werking getreden op 21 september 1992.

2. Overeenkomstig artikel 148 § 1 en § 2 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst, zijn de bepalingen van deze wet op de verzekeringsovereenkomsten die zijn aangegaan vóór de inwerkingtreding van die bepalingen, eerst van toepassing vanaf de dag van de wijziging, de vernieuwing, de verlenging of de omzetting van de overeenkomst en in elk geval vanaf 1 september 1994.

3. Deze bepalingen houden in dat artikel 82 van die wet op een lopende overeenkomst toepasselijk is met betrekking tot rechtsfeiten die de wet van 25 juni 1992 bepalend acht voor de rechtsverhouding tussen de verzekerde en de verzekeraar en die zich hebben voorgedaan vanaf haar inwerkingtreding.

Het rechtsfeit dat bepalend is, krachtens dit artikel, is het ongeval zelf en niet de latere schade die is ontstaan ingevolge een vertraging in de betaling van de vergoeding.

4. Artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst verzwaart de verplichtingen van de verzekeraar in zoverre hij op grond van de verzekeringsovereenkomst niet gehouden was tot betaling van interesten en kosten boven het bedrag van de waarborg.

5. De uitbreiding van de dekkingsplicht die artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst invoert vindt geen toepassing op ongevallen die zich hebben voorgedaan voor dat de wet in werking getreden is, ook al is de schade ontstaan nadat dit artikel in werking is getreden.

6. De appelrechters stellen vast dat:

- de verzekeringsovereenkomst die op 12 juni 1987 tussen de partijen werd gesloten tot dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid van de verweerster, in een dekking voorzag ten belope van 247.893,52 euro per schadegeval met een maximum van 495.787,05 euro per verzekeringsjaar;

- artikel 14.3 van deze verzekeringsovereenkomst bepaalde dat alle kosten, daarin begrepen de kosten van beperking van de schade, interesten, uitgaven en honoraria in de verzekeringssommen begrepen zijn;

- artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst op de verzekeringsovereenkomst van toepassing was vanaf 1 januari 1994;

- het schadegeval waarvoor verweerster aansprakelijk werd gesteld zich heeft voorgedaan in 1989, hetzij voordat artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst op de verzekeringsovereenkomst toepassing vond.

7. Door te oordelen dat de eiseres op grond van artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst gehouden is dekking te verlenen voor de interesten en kosten vanaf 1 januari 1994, ook al heeft het ongeval zich voorgedaan voor dat artikel 82 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst van toepassing werd op de tussen de partijen gesloten verzekeringsovereenkomst, schendt het arrest de in het onderdeel aangewezen wetsbepalingen.

8. Het onderdeel is gegrond.

Overige grieven

9. De overige grieven kunnen niet tot ruimere cassatie leiden.

(…)

Om die redenen,

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest;

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest;

Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over;

Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Gent.