Article

Noot, R.D.C.-T.B.H., 2005/8, p. 868

VERZEKERING
Verzekeringsovereenkomst - Mededelingsplicht - Opzettelijk verzwijgen of verzwaring - Bedrog
Nu de inspecteurs van de verzekeraar in hun inspectieverslag vóór het afsluiten van overeenkomst geen melding maakten van het aantal opgestapelde paletten niettegenstaande zij de aanwezigheid ervan vaststelden, is het zonder belang dat het aantal opgestapelde paletten in de duurtijd van overeenkomst is toegenomen. Bovendien vormt het stijgende aantal in openlucht opgestapelde paletten waardoor de omvang van een mogelijk schadegeval kon vergroten, geen verzwaring van het risico in de zin van artikel 26 Wet Landverzekeringsovereenkomst.
De aanwezigheid van een brandput op het bedrijfsterrein waar houten paletten worden hersteld, dient beschouwd te worden als een gegeven dat van invloed kon zijn op de beoordeling van het risico door de verzekeraar in de zin van artikel 5 Wet Landverzekeringsovereenkomst. De aanwezigheid van een verbrandingsput in dergelijk bedrijf behoort niet tot de algemene kennis waarover de verzekeraar diende te beschikken. Bovendien blijkt in casu niet dat de inspecteurs de verbrandingsput effectief hebben gezien of hadden moeten zien.
Nu de verzekeraar niet bewijst dat de verzekeringnemer bij het aangaan van de overeenkomst bedrog heeft gepleegd die ertoe leidde onjuiste waardering van het risico in hare hoofde tot stand te brengen, is opzettelijke verzwijging niet bewezen. Er is evenmin sprake van bedrog in de zin van artikel 1116 B.W. nu niet is aangetoond dat de verzekeringnemer kunstgrepen heeft aangewend die van aard waren dat de verzekeraar zonder die kunstgrepen de verzekeringsovereenkomst niet zou hebben aangegaan.
ASSURANCE
Contrats d'assurance - Devoir d'information - Dissimulation ou aggravation intentionnelle - Dol
Vu que les inspecteurs de l'assureur n'ont pas fait mention, dans leur rapport d'inspection qui a précédé la signature du contrat d'assurance, au nombre de palettes entreposées, indépendamment du fait qu'ils ont constaté leurs présences, il est sans incidence que le nombre de palettes empilées a augmenté au cours de la durée du contrat. En outre, le nombre croissant de palettes entreposées à ciel ouvert qui pouvait accroître l'ampleur d'un dommage éventuel ne constitue pas une aggravation du risque au sens de l'article 26 de la loi contrat assurance terrestre.
La présence d'une fosse d'incinération sur le lieu d'exploitation où les palettes en bois sont réparées, doit être considérée comme un élément qui pouvait avoir une influence sur l'appréciation du risque par l'assureur au sens de l'article 5 de la loi contrat assurance terrestre. La présence d'une fosse d'incinération dans une telle société n'appartient pas à la connaissance générale dont l'assureur devait disposer. En outre, il n'apparaît pas en l'espèce que les inspecteurs aient effectivement vu ou aurait dû voir la fosse d'incinération.
Vu que l'assureur ne prouve pas que le preneur d'assurance, à la signature du contrat a commis un dol qui aurait entraîné une estimation inexacte du risque dans son chef, la dissimulation intentionnelle n'est pas prouvée. Il n'est pas non plus question de dol au sens de l'article 1116 C.civ. vu qu'il n'est pas démontré que le preneur d'assurance a utilisé des artifices qui étaient de nature telle que, sans ces artifices, l'assureur n'aurait pas contracté l'assurance.

Zie tevens het eindarrest in deze zaak, hof van beroep te Gent van 10 juni 2004, p. 869 in dit nummer.