Hof van Cassatie 25 februari 2005
VERZEKERING
Verzekeringsovereenkomst - Nietigheid - Autoverzekering - Gevolgen nietigverklaring
De bepalingen van artikelen 5 en 6 lid 1 Wet Landverzekeringsovereenkomst zijn krachtens artikel 2 § 1 lid 1 van bedoelde wet van toepassing op de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.
Behoudens wat betreft de vervallen verzekeringspremies die krachtens artikel 6 lid 2 Wet Landverzekeringsovereenkomst toekomen aan de verzekeraar, strekken de gevolgen van de nietigverklaring van de verzekeringsovereenkomst zich uit tot alle prestaties die de verzekeraar ten gevolge van het bestaan van de verzekeringsovereenkomst heeft verricht, met inbegrip van de vergoedingen uitgekeerd aan de benadeelden van het ongeval die op grond van de wet over een rechtstreeks vorderingsrecht tegen de verzekeraar beschikken.
De omstandigheid dat de benadeelden of hun nabestaanden recht blijven hebben op dekking daar de excepties, nietigheden en gronden van verval van dekking hen niet kunnen worden tegengeworpen door de verzekeraar, heeft niet tot gevolg dat de verzekeraar zich niet zou kunnen beroepen op de nietigheid van de verzekeringsovereenkomst ten overstaan van zijn verzekeringnemer.
|
ASSURANCE
Contrats d'assurance - Nullité - Assurance des véhicules automoteurs - Conséquences de l'annulation
Les dispositions des articles 5 et 6 alinéa 1er de la loi contrat d'assurance terrestre sont, en vertu de l'article 2 § 1er, alinéa 1er de ladite loi, applicables à l'assurance obligatoire de la responsabilité civile en matière de véhicules automoteurs.
Sauf en ce qui concerne les primes d'assurance échues qui en vertu de l'article 6 alinéa 2 de la loi contrat d'assurance terrestre reviennent à l'assureur, les conséquences de l'annulation du contrat d'assurance s'étendent à toutes les prestations que l'assureur a effectué suite à l'existence du contrat d'assurance, y compris les indemnités qui ont été payées aux personnes lésées par l'accident qui disposent, sur base de la loi, d'une action directe contre l'assureur.
La circonstance que les personnes lésées ou leurs ayants droit continuent à avoir droit à la garantie vu que les exceptions, nullités et causes de déchéance de la couverture d'assurance ne peuvent leur être objectées par l'assureur, n'a pas pour conséquence que l'assureur ne pourrait pas invoquer la nullité du contrat d'assurance à l'égard de son preneur d'assurance.
|
W.S. / Nationale Suisse
Zet.: E. Forrier(voorzitter), E. Waûters, G. Londers, E. Dirix en E. Stassijns (raadsheren) |
O.M.: D. Thijs (advocaat-generaal) |
Pl.: Mrs. P. Wouters en H. Geinger |
(...)
I. | Bestreden beslissing |
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis, op 1 maart 2002 door de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout in laatste aanleg gewezen.
(...)
III. | Middel |
Eiseres voert in haar verzoekschrift een middel aan.
Geschonden wettelijke bepalingen |
- de artikelen 2, 5, 6, 86 en 87 van de wet van 25 juni 1992 op de Landverzekeringsovereenkomst;
- de artikelen 12 en 16 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.
Aangevochten beslissingen |
Het bestreden vonnis:
- “verklaart de verzekeringsovereenkomst burgerlijke aansprakelijkheid motorrijtuigen tussen (verweerster) en (eiseres) gesloten op 6 juni 1997 betreffende personenwagen Ford Sierra nietig”;
- “veroordeelt (eiseres) om aan (verweerster) de bedragen, met inbegrip van intresten en kosten, te betalen, waar(v)oor (verweerster) ingevolge (het bestreden vonnis) werd veroordeeld en dit op eenvoudig vertoon van het bewijs van effectieve betaling”;
- “veroordeelt (eiseres) tot de kosten van het geding in beide aanleggen van (verweerster) begroot op 280,12 EUR rechtsplegingsvergoeding eerste aanleg, 144,57 EUR dagvaarding in gedwongen tussenkomst, 81,80 EUR rolrecht en 312,35 EUR rechtsplegingsvergoeding beroep”;
- “laat de kosten van geding in beide aanleggen van (eiseres) ten hare laste, begroot op 319,78 EUR rechtsplegingsvergoeding beroep”;
op grond van de motieven:
“Regresvordering
(Verweerster) stelt een regresvordering tegen (eiseres) op grond van artikel 25, 1°, b) van de Modelpolis, zijnde het opzettelijk verzwijgen of onjuiste mededelen van gegevens betreffende het risico bij het sluiten of in de loop van de overeenkomst. (Eiseres) werpt op dat (verweerster) bij toepassing van artikel 88 lid 2 Landverzekeringsovereenkomst vervallen is van haar recht op regres. De in deze wetsbepaling vervatte verplichting is algemeen voor alle gronden van regres, ook de nietigheid wegens opzettelijk onjuiste verklaringen.
Aan de verzekeringnemer moet kennis worden gegeven van het voornemen tot verhaal zodra de verzekeraar op de hoogte is van de feiten waarop dat besluit gegrond is. Uit haar eigen brief van 28 november 1997 blijkt dat (verweerster) minstens op die dag op de hoogte was van het feit waarop zij haar regres wenste te steunen los van de vraag naar de juistheid van de grond. Door slechts op 23 april 1998, net geen vijf maanden later, een voorbehoud te formuleren voor regres, heeft (verweerster) niet voldaan aan artikel 88 lid 2 Landverzekeringsovereenkomst, en is haar regresvordering geheel ongegrond.
Vordering in gemeen recht |
1. (Verweerster) vordert tevens terugbetaling van de door haar te betalen bedragen op grond van de nietigheid van de verzekeringsovereenkomst tussen haar en (eiseres), krachtens artikel 6 Landverzekeringsovereenkomst wegens de opzettelijke onjuiste mededeling van gegevens over het risico. Alhoewel in het beschikkend gedeelte van de verschillende besluiten niet de formele nietigverklaring van de verzekeringspolis wordt gevraagd, heeft (verweerster) van bij de procedure voor de eerste rechter gesteld dat de polis nietig was wegens de opzettelijke onjuiste mededeling van gegevens door (eiseres).
Als verzekeraar heeft (verweerster) inderdaad de keuze tussen een regresvordering en een vordering op grond van de nietigheid van de polis. Artikel 24 van de Modelpolis, overgenomen in de polis tussen (verweerster) en (eiseres), bepaalt immers uitdrukkelijk dat de mogelijkheid tot een regresvordering door de verzekeringsmaatschappij geldt “behoudens iedere andere mogelijke vordering waarover zij beschikt” (...).
2. Dat (eiseres) onjuiste verklaringen heeft afgelegd, staat buiten betwisting. (...)
3. Het opzet en de bedoeling van (eiseres) zijn duidelijk. Zij legde valse verklaringen af teneinde de polis in gunstige voorwaarden te kunnen sluiten. Dit is haar gelukt: zij verkreeg bonus-malusgraad 6 waar zij bij haar vorige verzekeraar nog schaal 11 of 10 had. Bovendien werd zij bij het ondertekenen van de afzonderlijke verklaring op 6 juni 1997 uitdrukkelijk gewezen op de mogelijke gevolgen van onjuiste verklaringen. (...) Haar bedrog staat vast.
5. De verzekeringsovereenkomst dient nietig te worden verklaard bij toepassing van artikel 6 Landverzekeringsovereenkomst.
Ten gevolge hiervan dient (eiseres) alle uitbetaalde vergoedingen terug te betalen (...) deze terugbetaling omvat ook de gerechtskosten waartoe (verweerster) wordt veroordeeld, nu deze zonder de polis niet ten hare laste zouden zijn gelegd”.
Grieven |
Volgens de artikelen 5 en 6 eerste lid van de wet van 25 juni 1992 op de Landverzekeringsovereenkomst is de verzekeringsovereenkomst nietig, wanneer het opzettelijk verzwijgen of het opzettelijk onjuist meedelen van gegevens over het risico door de verzekeringnemer, de verzekeraar misleidt bij de beoordeling van het risico. Deze regel is volgens artikel 2 van genoemde wet van toepassing op de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.
Deze nietigheid vanaf het uitspreken ervan op verzoek van de verzekeraar door de rechtbank tussen de verzekeringnemer en verzekeraar leidt tot het ontstaan van de wederzijdse verbintenissen tussen beide partijen om zonodig de toestand te herstellen als had er geen verzekering bestaan tussen hen, met dien verstande dat, krachtens genoemd artikel 6 tweede lid de vervallen premies tot aan het kennis krijgen van de opzettelijke verzwijging of onjuiste mededeling bij wijze van sanctie aan de verzekeraar toekomen en de gebeurlijke uitbetalingen naar aanleiding van een schadegeval die de verzekeraar aan of in naam en voor rekening van zijn verzekerde deed, respectievelijk zonder uitgesproken nietigheid verschuldigd was, als zijnde de schuld van de verzekerde aan het slachtoffer, door de verzekeringnemer dienen te worden terugbetaald aan de verzekeraar, respectievelijk door deze niet verschuldigd zijn.
Dit geldt evenwel niet voor de vergoedingen die de verzekeraar als zijn eigen schuld op de rechtstreekse vordering van de benadeelde heeft betaald of verschuldigd is, omdat die schuld is ingesteld door de wet en niet ophoudt te bestaan of aangetast wordt door de nietigheid van de verzekeringsovereenkomst. Immers, opdat de verzekeraar in genoemd artikel 6 een grondslag kan vinden voor enige vordering tegen de verzekeringnemer, dient de betaling waartoe hij gehouden is of waarvan hij de terugbetaling vordert van de verzekeringnemer noodzakelijkerwijs te zijn verricht in uitvoering van een contractuele verbintenis waarvan hij als verzekeraar krachtens genoemd artikel 6 ontslagen is. Dit is nu eenmaal niet het geval met de verplichting waartoe de verzekeraar gehouden is opzichtens het slachtoffer op diens rechtstreekse vordering.
Dit vloeit voort uit artikel 16 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, krachtens hetwelk de verzekeraar enige uit de wet voortvloeiende nietigheid niet kan tegenwerpen aan de benadeelde en artikel 12 van genoemde wet, krachtens hetwelk de verzekeraar op de rechtstreekse vordering, ingesteld door de benadeelde tegen hem, gehouden is tot het vergoeden van de schade geleden door de benadeelde. De verzekeraar die dergelijke vergoeding uitbetaalt krachtens de wet zijn eigen schuld aan het slachtoffer betaalt en niet die van zijn verzekerde aan het slachtoffer.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis, dat eiseres veroordeelt tot terugbetaling aan verweerster van alle vergoedingen inclusief de gerechtskosten waartoe verweerster veroordeeld wordt tot betaling ervan aan de nabestaanden van het slachtoffer op hun rechtstreekse vordering, omdat de verzekeringspolis nietig is op grond van artikel 6 van de wet op de Landverzekeringsovereenkomst, de aangehaalde bepalingen schendt krachtens dewelke de uitgesproken nietigheid niet bij machte is (schending van de art. 2, 5 en 6 van de wet van 25 juni 1992 op de Landverzekeringsovereenkomst) om de verbintenis de genoemde sommen die verweerster krachtens de wet als een eigen schuld aan de nabestaanden van het slachtoffer verschuldigd is (schending van de art. 12 en 16 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen en voorzover als nodig 86 en 87 van de aangehaalde wet van 25 juni 1992) teniet te doen, gezien artikel 16 van de aangehaalde wet van 21 november 1989 verhindert dat verweerster van deze wettelijke verbintenis bevrijd wordt (schending van art. 16 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen en voor zoveel als nodig art. 87 van de aangehaalde wet van 25 juni 1992).
IV. | Beslissing van het Hof |
Overwegende dat overeenkomstig de artikelen 5 en 6 eerste lid van de wet van 25 juni 1992 op de Landverzekeringsovereenkomst, de verzekeringsovereenkomst nietig is, wanneer het opzettelijk verzwijgen of het opzettelijk onjuist meedelen van gegevens over het risico door de verzekeringnemer, de verzekeraar misleidt bij de beoordeling van het risico;
Dat overeenkomstig artikel 2 § 1 eerste lid van voormelde wet deze bepaling ook van toepassing is op de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen;
Overwegende dat de nietigverklaring van de verzekeringsovereenkomst in beginsel tot gevolg heeft dat die overeenkomst met terugwerkende kracht wordt ongedaan gemaakt en dit tot gevolg heeft dat hetgeen door de partijen krachtens de overeenkomst werd gepresteerd kan worden teruggevorderd;
Dat artikel 6 tweede lid van voormelde wet weliswaar afwijkt van bedoeld beginsel, maar enkel wat betreft de vervallen verzekeringspremies die krachtens deze bepaling aan de verzekeraar toekomen;
Overwegende dat de gevolgen van de nietigverklaring van de verzekeringsovereenkomst zich voor het overige dan ook uitstrekken tot alle prestaties die de verzekeraar ten gevolge van het bestaan van de verzekeringsovereenkomst heeft verricht, met inbegrip van de vergoedingen uitgekeerd aan de benadeelden van het ongeval die, op grond van de wet over een rechtstreeks vorderingsrecht tegen de verzekeraar beschikken;
Dat uit de tekst van artikel 12 van de WAM-Wet, krachtens welke bepaling de verzekering de benadeelde een eigen recht tegen de verzekeraar geeft, overigens blijkt dat bedoelde rechtstreekse vordering het bestaan veronderstelt van een verzekeringsovereenkomst;
Overwegende dat het middel verkeerdelijk ervan uitgaat dat de verzekeraar die in dergelijke omstandigheden vergoedingen uitbetaalt krachtens de wet zijn eigen schuld aan het slachtoffer betaalt zonder verband met de tussen de verzekeraar en de verzekeringnemer gesloten verzekeringsovereenkomst;
Dat de omstandigheid dat de benadeelden of hun nabestaanden hoe dan ook recht blijven hebben op dekking, daar overeenkomstig artikel 16 van deze wet excepties, nietigheden en gronden van verval van dekking, hen niet kunnen worden tegengeworpen door de verzekeraar, geenszins tot gevolg heeft dat de verzekeraar zich niet zou kunnen beroepen op de nietigheid van de verzekeringsovereenkomst ten overstaan van zijn verzekeringnemer;
Dat het middel faalt naar recht;
Om die redenen,
Het Hof,
Verwerpt het cassatieberoep;
(...)