Article

De invloed van een rechtskeuze op de toepassing van het Weens Koopverdrag, R.D.C.-T.B.H., 2005/7, p. 782-783

INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT
Toepasselijke wet - Toepassing Weens Koopverdrag - Gebruikelijke handelspraktijken - Partijautonomie
Indien partijen van voor de inwerkingtreding van het Weens Koopverdrag de gewoonte hadden het Belgische recht te kiezen, sluit deze rechtskeuze de toepassing van het Weens Koopverdrag uit.
DROIT INTERNATIONAL PRIVÉ
Loi applicable - Application de la Convention de Vienne - Pratiques antérieures - Autonomie de la volonté
Si les parties avaient l'habitude d'opter pour l'application du droit belge avant l'entrée en vigueur de la Convention de Vienne, ce choix exclut l'application de la Convention de Vienne.
De invloed van een rechtskeuze op de toepassing van het Weens Koopverdrag
Kristof Cox [1]

1.Een Belgische verkoper en een Duitse koper onderhouden sinds 1991 een regelmatige handelsrelatie. Van bij het begin bepalen de Algemene Verkoopsvoorwaarden dat het Belgische recht toepasselijk is. Er ontstaat een geschil over een overeenkomst gesloten na de inwerkingtreding van het Weens Koopverdrag.

De rechtbank van koophandel van Brussel oordeelt dat het Belgische interne recht op deze overeenkomst van toepassing is. De partijen hebben volgens de rechtbank immers nooit de wil uitgedrukt om het Weens Koopverdrag toe te passen.

a. Rechtskeuze: weerlegbaar vermoeden ten gunste van het Weens Koopverdrag

2.Met deze beslissing gaat de rechtbank in tegen de heersende opvatting in de Belgische en internationale rechtspraak en rechtsleer. Volgens deze meerderheidsopvatting creëert de keuze voor het nationale recht van een lidstaat het vermoeden dat de partijen het Weens Koopverdrag willen toepassen [2]. Het verdrag maakt immers integraal deel uit van de aangewezen rechtsorde, net zozeer als het interne kooprecht. Op een internationale koop zal principieel het internationale kooprecht worden toegepast, eerder dan het interne kooprecht.

3.Dit vermoeden ten gunste van het Weens Koopverdrag is echter weerlegbaar. De partijen kunnen bewijzen dat zij het Weens Koopverdrag wilden uitsluiten, ten gunste van het interne recht van de lidstaat. Deze mogelijkheid tot “opting out”, voorzien in artikel 6, is echter een uitzondering op de algemene regel dat het Verdrag van toepassing is van zodra aan de voorwaarden van artikel 1 voldaan is [3]. Uitzonderingen moeten restrictief geïnterpreteerd worden. De wil tot uitsluiting moet daarom duidelijk zijn, zonder dat enige twijfel mogelijk is [4]. De rechtbanken mogen enkel op voldoende gronden beslissen het verdrag niet toe te passen [5].

b. Gebruikelijke handelspraktijken als tegenbewijs?

4.Het enkele feit dat reeds van vóór de inwerkingtreding van het Weens Koopverdrag tussen de partijen het gebruik bestond om voor het Belgische recht te kiezen, kan niet volstaan om het vermoeden te weerleggen. Zelfs niet nu het verdrag bindende kracht toekent aan tussen partijen gebruikelijke handelspraktijken [6].

5.Ten eerste kan men voor de inwerkingtreding van een verdrag geen praktijk ontwikkelen die erin bestaat dit verdrag uit te sluiten. Er is immers geen enkele reden om een verdrag uit te sluiten dat nog niet van toepassing is [7].

6.Ten tweede golden vóór de inwerkingtreding van het Weens Koopverdrag in België de Haagse Eenvormige Koopwetten voor een internationale koop tussen een Belgische en een Duitse partij. Ook toen stelden rechtspraak en rechtsleer reeds dat de keuze voor het recht van een lidstaat de keuze voor de Eenvormige Koopwetten impliceert, tenzij het tegendeel bewezen wordt [8]. De vroegere keuze maakte dus niet het interne kooprecht, maar de Eenvormige Koopwetten van toepassing.

7.Kan men aantonen dat deze gebruikelijke rechtskeuze bedoeld was als een uitsluiting van de Eenvormige Koopwetten, dan neemt men wel aan dat deze keuze in dezelfde handelsrelatie later ook het Weens Koopverdrag uitsluit. In casu worden echter geen elementen aangebracht die erop wijzen dat de partijen enig internationaal kooprecht wilden uitsluiten.

RESUME
Le choix des parties de soumettre leurs rapports contractuels au droit belge doit être interprété comme un choix fait en faveur de l'application de la Convention de Vienne, à moins qu'il ne soit certain que les parties ont entendu exclure l'application de la convention. Le seul fait que les parties avaient l'habitude de désigner le droit belge pour régir leurs relations contractuelles avant l'entrée en vigueur de la Convention de Vienne, n'est pas suffisant pour établir la preuve qu'elles avaient l'intention d'exclure la convention. Le tribunal n'aurait donc pas dû examiner si les parties souhaitaient appliquer la Convention de Vienne dès son entrée en vigueur, mais plutôt si elles avaient décidé de l'exclure en faveur de l'application du droit interne.
[1] Assistent IPR, K.U.Leuven.
[2] Zie P. Wautelet, “Une nouvelle convention pour la vente internationale de marchandises”, T.B.B.R. 1998, p. 426 met verwijzing naar rechtsleer: R. Bertrams en F. Van Der Velden, Overeenkomsten in het ipr en het Weense Koopverdrag, Zwolle, Tjeenk Willink, 1994, p. 140; C. Van Den Paverd, “Internationale Koop en het Weens Koopverdrag”, in B. Wessels en T. Van Welchem (eds.), Contracteren in de internationale praktijk, Deventer, Kluwer, 1994, p. 76; Preadvies Vereniging Burgerlijk Recht, Lelystad, Koninklijke Vermlande, 1995, p. 71; J. Erauw, “Wanneer is het Weens Koopverdrag van toepassing?”, in H. Van Houtte, J. Erauw en P. Wautelet (eds.), Het Weens Koopverdrag, Intersentia, 1997, p. 48 en H. Van Houtte, “Het Weens Koopverdrag van het Belgisch recht”, T.B.H. 1998, p. 348.

Rechtspraak en arbitrage: OLG Köln 22 februari 1994, R.I.W. 1994, p. 972; OLG Koblenz 17 september 1993, R.I.W. 1993, p. 934; OLG Düsseldorf 8 januari 1993, IPRax 1993, p. 412; arbitrale uitspraak CCI, nr. 6653 (1993), J.D.I. 1993, p. 1040, noot J.-J.A.; Hof Arnhem 7 mei 1996, N.I.P.R. 1996, p. 508, nr. 397; Internationales Schiedsgericht des Bundeskammer der gewerblichen Wirtschaft, Wenen 15 juni 1994, CLOUT, nr. 93; contra: Ad Hoc Arbitral Tribunal, Florence 19 april 1994, Diritto del Commercio Internazionale, 1994, 861, noot J. Cappuccio; Trib. Monza 29 maart 1993, R.D.I.P.P. 1994, p. 367.
[3] Zoals in casu art. 1 - 1), a): België en Duitsland zijn verdragsstaten.
[4] P. Wautelet, l.c., p. 427; J. Erauw, “Wanneer is het Weens Koopverdrag van toepassing?”, in H. Van Houtte, J. Erauw en P. Wautelet (eds.), Het Weens Koopverdrag, Intersentia, 1997, 1.57, p. 47.
[5] Vandaar dat de mogelijkheid tot impliciete uitsluiting niet met zoveel woorden werd opgenomen, in tegenstelling tot de Haagse Uniforme Koopwetten. Zie Uncitral, Yearbook II, A/CN.9/SER.A/1970, p. 55, para 45; P. Schlechtriem, Uniform Sales Law - The UN Convention on Contracts for the International Sale of Goods, Vienna, Manz, 1986, p. 35; F. Ferrari, “Specific topics of the CISG in the light of judicial application and scholarly writing”, Journal of Law and Commerce 1995, p. 1-126.
[6] Art. 9 Weens Koopverdrag.
[7] En waarvan men waarschijnlijk het bestaan niet kent, zie C. Witz, “L'exclusion de la Convention des Nations Unies sur les contrats de vente internationale de marchandises par la volonté des parties (Convention de Vienne du 11 avril 1980)”, D. 1990, p. 109-110 en R. Holthausen, “Vertraglicher Ausschluss des UN-Übereinkommens über internationale Warenkaufsverträge”, R.I.W. 1989, p. 516.
[8] Bv. Brussel 9 februari 1989, T.B.H. 1990, p. 164, noot L. Barnich; zie P. Wautelet, l.c., p. 427; H. Van Houtte, l.c. en C. Witz, l.c., p. 110.