Article

Rechtbank van Koophandel Brussel, 24/03/2004, R.D.C.-T.B.H., 2005/7, p. 781-782

Rechtbank van Koophandel Brussel 24 maart 2004

INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT
Toepasselijke wet - Toepassing Weens Koopverdrag - Gebruikelijke handelspraktijken - Partijautonomie
Indien partijen van voor de inwerkingtreding van het Weens Koopverdrag de gewoonte hadden het Belgische recht te kiezen, sluit deze rechtskeuze de toepassing van het Weens Koopverdrag uit.
DROIT INTERNATIONAL PRIVÉ
Loi applicable - Application de la Convention de Vienne - Pratiques antérieures - Autonomie de la volonté
Si les parties avaient l'habitude d'opter pour l'application du droit belge avant l'entrée en vigueur de la Convention de Vienne, ce choix exclut l'application de la Convention de Vienne.

G., vennootschap naar Duits recht / NV I.V., vennootschap naar Belgisch recht

Zet.: Roosen (rechter), De Potter en De Smedt (rechters in handelszaken)
Pl.: Mrs. Mehdi Meilah loco P. Hollander en M. Geerts loco Ph. Colle
Nopens de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag

Overwegende dat eiseres voorhoudt dat het Weens Koopverdrag van toepassing is op de litigieuze internationale verkoop tussen partijen daar waar verweerster voorhoudt dat het Belgisch recht van toepassing is op het geschil en dit overeenkomstig artikel 10 haar algemene verkoopsvoorwaarden waarin gestipuleerd wordt dat het Belgisch recht van toepassing is.

Dat het niet voor betwisting vatbaar is dat partijen gevestigd zijn in verdragstaten op het ogenblik dat het verdrag ratione temporis van toepassing was.

Dat artikel 6 van het Weens Koopverdrag uitdrukkelijk voorziet dat partijen de toepassing van het verdrag kunnen uitsluiten in hun overeenkomst zodat in dat geval het gemeenrechtelijke kooprecht van het recht dat partijen hebben gekozen van toepassing is. Dat in casu de algemene voorwaarden van verweerster niet expliciet vermelden dat de toepassing van het verdrag uitgesloten wordt.

Dat: elk contractenrecht ruimte geeft aan gewoonte en handelsgebruiken. In het koopverdrag, artikel 9, nemen gewoonten en handelsgebruiken echter een speciale plaats in. Gewoonten waarmee partijen (impliciet) hebben ingestemd en handelswijzen die tussen hen gebruikelijk zijn, binden partijen en vervangen desnoods de verdragsbepalingen. Kortom vroegere handelswijzen tussen partijen kunnen de verdragsbepalingen terzijde schuiven - ook al hadden de partijen niet deze bedoeling (H. Van Houtte, “Het Weens koopverdrag van het Belgisch recht”, T.B.H. 1998, p. 348, nr. 14).

Dat deze rechtsleer tevens stelt dat “de manier waarop koper en verkoper in het verleden met elkaar handelen, kan de verwachting scheppen dat deze handelswijze ook in de toekomst moet worden gevolgd - tenminste indien partijen niet het tegendeel bedingen of duidelijk maken dat de vroegere praktijken niet meer zullen gelden voor de nieuwe overeenkomst”.

Dat verweerster terecht aanvoert dat partijen een jarenlange handelsrelatie voerden en dit sinds 1991 d.w.z. voor de inwerkingtreding van het Weens Koopverdrag in België.

Dat de algemene voorwaarden van verweerster sedert het begin van de handelsrelatie de toepasselijkheid van het Belgisch recht voorzien.

Dat de algemene voorwaarden op de achterzijde van de factuur gedrukt zijn in de Nederlandse en Engelse taal en dat op de voorzijde van de factuur in het Duits verwezen wordt naar de algemene voorwaarden op de achterzijde. Dat eiseres in tempore non suspecto nooit bemerkingen opgeworpen heeft omtrent de voorwaarden of gemeld heeft de taal of talen ervan niet machtig te zijn.

Dat eiseres niet aantoont dat partijen de wil uitgedrukt hebben om sedert november 1997 het Weens Koopverdrag toe te passen bij de verdere uitvoering van hun handelsrelatie.

Dat verweerster dienaangaande terecht verwijst naar rechtsleer die stelt dat “Een bijzondere wil om desalniettemin het Weens Koopverdrag sedert 1 november 1997 te zien toepassen is nochtans noodzakelijk om van het gebruik ontstaan tussen partijen voor november 1997 af te wijken, des te meer dat het Weens Koopverdrag bepaalde aanzienlijke wijzigen gebracht heeft aan het Belgisch recht” (P. Wautelet, “Une nouvelle convention pour la vente internationale de marchandises”, T.B.B.R. 1998, 389).

Dat de bewering van eiseres dat verweerster zelf de toepasselijkheid van het verdrag erkend zou hebben in tegenstrijd is met stuk 13 van haar dossier (waarnaar eiseres zelf verwijst om haar bewering te staven) waaruit blijkt dat verweerster duidelijk stelt dat het Belgisch recht van toepassing is op het geschil gelet op de langdurige handelsrelatie tussen partijen.

Dat de rechtbank van oordeel is dat het Belgisch recht van toepassing is.

(...)

Om deze redenen,

De rechtbank rechtsprekend op tegenspraak

(...)

Verklaart de vordering van eiseres ontvankelijk doch ongegrond.

(...)