Article

Le droit du tourisme. Régime actuel et développements en droits belge et européen, in C. Panier, (ed.), Droit actuel, R.D.C.-T.B.H., 2005/3, p. 297-298

Cédric Guyot, Le droit du tourisme. Régime actuel et développements en droits belge et européen,
in C. Panier, (ed.), Droit actuel
, Brussel, De Boeck & Larcier, 2004, 333 p.


Het toerismerecht is een functioneel rechtsgebied dat steeds meer tot ontwikkeling komt, in het bijzonder onder impuls van de regelgevende initiatieven van de Europese Unie. De afgelopen jaren werd over toerismerecht voornamelijk in het Nederlands gepubliceerd, doch recent verscheen in de multi­disciplinaire reeks Droit Actuel (uitgegeven bij De Boeck & Larcier) het boek Le droit du tourisme van de hand van C­édric Guyot. De auteur, die advocaat is te Brussel, is tevens de voormalige voorzitter van het comité “Tourism, Travel and Hospitality Law” binnen de International Bar Association.

Guyot tracht in dit werk een overzicht te bieden van een aantal belangrijke onderdelen van het toerismerecht, met name het contract tot reisbemiddeling en het contract tot reisorganisatie (hierna tezamen “reiscontract” genoemd), seizoensverhuur, timesharing en de hotelmanagementovereenkomst. Hoewel de auteur in de inleiding waarschuwt dat een heel aantal zaken niet worden behandeld, vertoont het boek, zelfs met zijn beperkte opzet, een aantal hiaten, zoals een beschrijving van de impact van de huidige internetmaatschappij op het toerismerecht. De impact van het internationaal privaatrecht komt in elk hoofdstuk - terecht - aan bod, doch het nieuwe Wetboek van Internationaal Privaatrecht werd nog niet verwerkt. Het boek bevat overigens een interessante rechtsvergelijkende invalshoek. Doorheen het ganse boek verwijst de auteur geregeld naar de - soms gelijkaardige, soms erg verschillende - toestand in andere Europese landen, in het bijzonder Frankrijk en Duitsland.

In het eerste hoofdstuk geeft de auteur een overzicht van het bevoegdheidskluwen in deze materie: toerisme zit immers (al te zeer) verspreid over de verschillende bestuursniveaus van de federale staat.

Het tweede en grootste hoofdstuk handelt over de historische ontwikkeling van de regelgeving met betrekking tot het reiscontract, met als voornaamste luik de Europese pakketreizenrichtlijn [1] en de implementatie ervan in België door de Wet van 16 februari 1994 [2]. De auteur behandelt gedetailleerd de verschillende aspecten van het reisorganisatie- en reisbemiddelingscontract. In dit kader komt ook de gewestelijke wetgeving met betrekking tot de uitoefening van de activiteit van reisagent aan bod.

In hoofdstuk III wordt de seizoensverhuur besproken. Hoewel de huur van onder meer vakantiewoningen in beginsel wordt beheerst door het gemene huurrecht, zijn er een aantal specifieke kenmerken, waardoor seizoensverhuur in bepaalde gevallen ook kan worden gekwalificeerd als een reiscontract of een overeenkomst tot het leveren van diensten.

Timesharing maakt het voorwerp uit van het vierde hoofdstuk. De auteur bespreekt de ontstaansgeschiedenis van timesharing en de diverse manieren waarop dit concept in de verschillende rechtstelsels wordt gekwalificeerd: als een contractueel gebruiksrecht in het Verenigd Koninkrijk, als een zakelijk recht in onder meer Duitsland, België en Spanje en als een persoonlijk recht uitgeoefend via een vennoot­schap in Frankrijk. Op Europees vlak is er slechts een beperkte harmonisatie, voornamelijk met het oog op het verbeteren van de consumentenbescherming. [3] In dit hoofdstuk komen de Belgische regels [4] vanzelfsprekend uitgebreid aan bod.

In tegenstelling tot de materies uit de hoofdstukken II, III en IV, die voornamelijk consumentenbescherming tot doel hebben, bespreekt Guyot in het vijfde hoofdstuk de hotel­managementovereenkomst, te weten de overeenkomst tussen de eigenaar van een hotelgebouw en de professionele uitbater ervan. Juridisch zal deze samenwerking ofwel handelshuur uitmaken, ofwel een onbenoemd contract dat sterk lijkt op een (complexe) aannemingsovereenkomst. Enkel de overeenkomst met een hotelmanagementvennootschap wordt besproken, zonder nader in te gaan op het managementcontract tussen een eigenaar en een fysieke persoon. De auteur legt uit hoe dergelijke contracten er in de praktijk doorgaans uit zien, met onder meer clausules over personeel, verzekering, reservatiesystemen, controlewijziging van de vennootschap en voorkooprecht. Tot slot behandelt hij de wetgeving over de uitoefening van de activiteit van hotel­uitbater. De disparate vergunningsvoorwaarden ter zake zijn een gevolg van de defederalisering: het betreft een gemeenschapsbevoegdheid, die in het Franse taalgebied bovendien is overgedragen aan het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie te Brussel.

Het boek bevat diverse verwijzingen naar wetgeving, rechtspraak en rechtsleer en een uitgebreide reeks - voor de praktijk bijzonder interessante - bijlagen, gaande van checklists voor de aanvraag van bepaalde vergunningen, over de algemene reisvoorwaarden van de Geschillencommissie Reizen tot een overzicht van de belangrijkste rechtspraak en rechtsleer.

Le droit du tourisme biedt een heldere kijk op het onoverzichtelijke geheel van regels uit het toerismerecht. Niettegenstaande de (vaak storende) taalfouten, is het een aanwinst voor iedereen die te maken heeft met de sector van het toerisme, zowel van de zijde van de professionals als van consumentenzijde!

[1] Richtl. Raad EG nr. 90/314, 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten, PB L 23 juni 1990, afl. 158, 59-64.
[2] Wet 16 februari 1994 betreffende het reisorganisatie- en reisbemiddelingscontract, B.S. 1 april 1994, 8.928.
[3] Richtl. Eur. Parl. en Raad EG, nr. 94/47, 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen, PB L 29 oktober 1994, afl. 280, 83-87.
[4] Wet 11 april 1999 betreffende de overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen, B.S. 30 april 1999, 14.640.