Article

Rechtbank van Koophandel Turnhout, 05/11/2002, R.D.C.-T.B.H., 2004/6, p. 597-598

Rechtbank van Koophandel Turnhout 5 november 2002

FAILLISSEMENT
Gevolgen - Levensverzekering - Gefailleerde natuurlijke persoon begunstigde - Afkoopwaarde
De betaling van de afkoopwaarde aan de gefailleerde na het faillissementsvonnis is geen bevrijdende betaling in hoofde van de verzekeraar, waardoor de verzekeraar een tweede maal zal moeten betalen aan de curator.
FAILLITE
Effets - Assurance vie - Personne physique bénéficiaire en faillite - Valeur de rachat
Le paiement de la valeur de rachat au failli après le jugement de faillite ne constitue pas un paiement libératoire dans le chef de l'assureur, celui-ci se trouve dès lors obligé de payer une seconde foi au curateur.

V.R. in hoedanigheid van curator / KBC Verzekeringen NV

Zet.: A. Peeters (voorzitter), F. Van der Vloet, K. Bomhals (rechters in handelszaken)
Pl.: Mrs. P. Van Rompaey en L. De Somer

(...)

De vordering strekt ertoe KBC Verzekeringen NV te horen veroordelen tot betaling aan de curator van de afkoopwaarde van de polis leven nr. 50037166 op naam van Marcel Borgions, zijnde 17.193,07 euro, te vermeerderen met de verwijlintresten aan wettelijke rentevoet vanaf 28 juli 1999 tot de dag van algehele betaling en met de kosten van het geding.

KBC Verzekeringen NV was de verzekeraar leven van de heer Marcel Borgions ingevolge polis nr. 50037166, ingaande op 25 december 1961 en met normale einddatum 25 december 2001.

Wegens niet-betaling van de premie werd de polis op 31 maart 1988 herleid.

Op 28 oktober 1997 werd de heer Marcel Borgions failliet verklaard en werd Mr. V.R. aangesteld als curator.

Na het faillissement richtte de curator in de loop van 1998 aan ABB Verzekeringen NV, de rechtsvoorganger van KBC Verzekeringen NV, een brief met de vraag om de afkoopwaarde van de voormelde polis leven op naam van Marcel Borgions aan hem uit te keren.

Hierop werd geantwoord dat de afkoopwaarde van de polis pas kon worden uitgekeerd op het ogenblik dat de verzekerde zijn schriftelijke toestemming gaf.

Op 1 juni 1999 vroeg de heer Borgions de afkoopwaarde van de polis.

Ingevolge dit verzoek betaalde KBC Verzekeringen NV op 26 en 28 juli 1999 aan de heer Borgions de respectieve bedragen van 686.067,- BEF en 7.500,- BEF uit.

De curator stelt dat de uitbetaling aan hem had dienen te gebeuren en dagvaardde de KBC Verzekeringen NV in betaling van dezelfde bedragen.

Er bestaat geen betwisting omtrent het feit dat het recht de keuze te maken voor de afkoop van de polis toebehoort aan de verzekeringnemer persoonlijk en niet aan de curator.

Zulks doet evenwel geen afbreuk aan het feit dat hangende het faillissement de uitbetalingen zelf ingevolge artikel 16 Faillissementswet aan de massa van de schuldeisers, vertegenwoordigd door de curator, dienen te gebeuren.

Ingevolge hetzelfde artikel 16 Faillissementswet kunnen aldus de aan de gefailleerde na de datum van het faillissementsvonnis gedane betalingen niet aan de boedel worden tegengeworpen.

De betaling die KBC Verzekeringen NV aan de heer Marcel Borgions heeft gedaan is derhalve niet bevrijdend.

KBC Verzekeringen NV betwist niet op de hoogte te zijn geweest van het feit van het faillissement van de heer Borgions.

De argumentatie van de KBC Verzekeringen NV als zou het feit dat het keuzerecht voor de afkoop van de verzekering leven bij de verzekerde behoort, automatisch tot gevolg hebben dat ook de schuldvordering tot de verzekerde persoonlijk behoort en niet in de boedel zou terechtkomen, is strijdig met de faillissementswetgeving.

De gefailleerde verliest immers vanaf de dag van het vonnis van faillietverklaring van rechtswege het beheer over al zijn goederen, zodat vanaf de datum van faillietverklaring de gefailleerde niet langer in het bezit kan komen van de schuldvordering.

Al evenmin kan KBC Verzekeringen NV gevolgd worden in haar argumentatie als zou het feit dat de keuze een persoonlijk recht van de gefailleerde is, tot gevolg hebben dat de ten gevolge van deze keuze ontstane schuldvorderingen niet voor beslag vatbaar zijn.

Zulks blijkt niet uit de tekst van artikel 114 van de Wet op de landverzekeringsovereenkomsten.

Omtrent de bedragen zelf bestaat geen betwisting.

De vordering is gegrond.

Om deze redenen

Beslist de rechtbank van koophandel als volgt:

De vordering van de curator is toelaatbaar, ontvankelijk en gegrond.

Dienvolgens wordt de KBC Verzekeringen NV veroordeeld tot betaling in handen van de curator van de afkoopwaarde van de polis leven nr. 50037166 op naam van Marcel Borgions, zijnde zeventienduizend honderddrieënnegentig euro zeven cent (17.193,07 euro), te vermeerderen met de verwijlintresten aan wettelijke rentevoet vanaf 28 juli 1999 tot de dag van definitieve betaling.

(...)

[1] Björn Cloots is advocaat-stagiair en Maria-Carolina Vanderhaegen is licentiaat in de rechten.