Article

Hof van Cassatie, 06/12/2002, R.D.C.-T.B.H., 2004/5, p. 474

Hof van Cassatie 6 december 2002

VERVOER
Internationaal wegvervoer (CMR) - Vervoerskosten in de zin van artikel 23, lid 4, van het CMR-Verdrag - BTW-schade na diefstal van tabakswaren
Krachtens artikel 23.4 CMR zijn de aansprakelijke vervoerders, benevens tot schadevergoeding, gehouden tot terugbetaling van de vrachtprijs, de douaneprijs en de overige met betrekking tot het vervoer der goederen gemaakte kosten.
Die bepaling houdt de beperking in dat gevolgschade veroorzaakt door verlies of beschadiging van vervoerde goederen niet voor vergoeding in aanmerking komt maar houdt evenwel geen begrenzing in van de hierin gestelde regel dat de vervoerder aansprakelijk is voor de kosten die in noodzakelijk verband staan met het vervoer zoals dit moest worden uitgevoerd.
TRANSPORT
Transport international de marchandises par route (CMR) - Frais de transport au sens de l'article 23, alinéa 4 de la Convention CMR - TVA -Dommage après vol de produits de tabac
Suivant l'article 23.4 CMR, outre les dommages et intérêts, les transporteurs responsables sont tenus au remboursement du prix du transport, des droits de douane et des autres frais encourus à l'occasion du transport de la marchandise.
Cette disposition contient la limitation suivant laquelle le dommage causé par la perte ou le dommage des marchandises transportées n'entre pas en considération pour l'indemnité mais ne contient toutefois pas de limitation de la règle qui y est énoncée que le transporteur est responsable pour les coûts qui sont nécessairement en rapport avec le transport comme celui-ci devait être exécuté.

BV Kazemier Transport / NV Tabacofina-Vanderelst

Zet.: E. Waûters (wnd. voorzitter), G. Londers, E. Dirix, E. Stassijns en A. Fettweis (raadsheren)
O.M.: G. Bresseleers (advocaat-generaal)
Pl.: Mrs. J. Kirkpatrick en R. Bützler
I. Bestreden beslissing

Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 17 december 1999 gewezen door het Hof van Beroep te Brussel.

II. Rechtspleging voor het hof

Raadsheer Eric Dirix heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Guido Bresseleers heeft geconcludeerd.

III. Middel

Eiseres voert in haar verzoekschrift een middel aan.

Geschonden wettelijke bepalingen

- artikel 23.4 van het Verdrag betreffende de Overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR), ondertekend te Genève op 19 mei 1956, goedgekeurd bij Belgische Wet van 4 september 1962.

Aangevochten beslissingen

Na te hebben vastgesteld, enerzijds, dat eiseres aansprakelijk was voor het verlies van de goederen, namelijk rooktabak, verzonden door de BV Niemeyer aan verweerster ingevolge diefstal van het geladen voertuig uit de loods van eiseres en, anderzijds, dat verweerster de terugbetaling door eiseres vorderde van de door eerstgenoemde op voorhand aan de Belgische Staat betaalde accijnsrechten en BTW ten belope van 9.217.788 BEF, verwerpt het arrest de stelling van eiseres dat artikel 23.4 van het CMR-Verdrag op restrictieve wijze dient te worden uitgelegd en dat de door verweerster gevorderde accijnsrechten en BTW bij dit artikel niet thuishoren door te beslissen dat 'de accijnsrechten en de BTW te dezen kosten zijn gemaakt met betrekking tot het vervoer der goederen in de zin van artikel 23.4 van het CMR-Verdrag'.

Om redenen dat 'intracommunautair vervoer naar België in beginsel mogelijk was omdat de accijnsrechten en de BTW betaald waren en de fiscale bandjes op de verpakkingen gekleefd waren en dit vooraleer de goederen op de Belgische markt zouden worden aangeboden en verdeeld...; (eiseres) ten onrechte aanvoert dat (verweerster) het verlies aan BTW zou kunnen recupereren;... artikel 45, § 3, 1°, van het BTW- Wetboek bepaalt dat leveringen en intracommunautaire verwervingen van tabaksfabrikanten niet voor aftrek in aanmerking komen...; de Belgische fiscus weigert de BTW in geval van diefstal van tabaksfabrikanten terug te geven, nu de goederen toch voor de Belgische markt bestemd blijven...; een soortgelijke regeling voor de accijnsrechten bestaat...; de stelling van de recuperatie van de BTW en de accijnsrechten te dezen grondslag mist;... er geen aanleiding was tot een bijzondere aangifte, nu (eiseres), die zeer regelmatig voor Niemeyer uitvoert, heel goed wist dat zij rooktabak vervoerde en dat rooktabak aan een hoge BTW en aanzienlijke accijnsrechten onderworpen zijn;... (eiseres) zich niet kan verschuilen achter een onvoorzienbaar karakter van de omvang van de schade; samengevat de accijnsrechten en de BTW te dezen kosten zijn gemaakt met betrekking tot het vervoer der goederen in de zin van artikel 23.4 van het CMR-Verdrag'.

Grieven

Artikel 23.4 van het CMR-Verdrag stelt dat naast de vergoeding van de goederen berekend naar de waarde op het tijdstip van de inontvangstneming, doch beperkt tot 8,33 rekeneenheden voor elk ontbrekend kilogram brutogewicht, 'bovendien worden de vrachtprijs, de douanerechten en de overige met betrekking tot het vervoer gemaakte kosten, ingeval van geheel verlies volledig (...) terugbetaald; verdere schadevergoeding is niet verschuldigd'.

De BTW, die een algemene verbruikersbelasting uitmaakt verschuldigd op de leveringen van goederen en diensten die in het land verricht zijn door een belastingplichtige of ingeval van intracommunautaire verwervingen van goederen wanneer zij in België plaatsvinden, en de accijnsrechten, die geheven worden op het binnenlands verbruik van bepaalde producten en eveneens bij de invoer, zijn geen douanerechten en dus niet inbegrepen in de opsomming van artikel 23.4 van het CMR-Verdrag dat beperkend geïnterpreteerd dient te worden.

De overige met betrekking tot het vervoer gemaakte kosten die ten laste van de wegvervoerder vallen zijn uitsluitend kosten die in rechtstreeks verband staan met het vervoer zelf.

De accijnsrechten en BTW, die ofwel niet aftrekbaar ofwel niet recupereerbaar zijn volgens de vaststellingen van het arrest, zijn hierin niet begrepen.

Door te beslissen dat deze uitgaven, die noch douanerechten noch echte vervoerskosten uitmaken, verhaalbaar zijn op eiseres, schendt het arrest artikel 23.4 van het CMR-Verdrag.

IV. Beslissing van het hof

Overwegende dat artikel 23 van het Verdrag van 19 mei 1956 betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg, hierna te noemen CMR-Verdrag, de regels preciseert voor de berekening van de schadevergoeding verschuldigd door de vervoerder bij geheel of gedeeltelijk verlies van de goederen;

Overwegende dat, krachtens artikel 23.4, de aansprakelijke vervoerder, benevens tot schadevergoeding, gehouden is tot terugbetaling van de vrachtprijs, de douaneprijs en de overige met betrekking tot het vervoer der goederen gemaakte kosten; dat deze bepaling preciseert dat 'verdere schadevergoeding niet verschuldigd is';

Dat die bepaling de beperking inhoudt dat gevolgschade veroorzaakt door beschadiging of verlies van vervoerde goederen niet voor vergoeding in aanmerking komt; dat die beperking evenwel geen begrenzing inhoudt van de hierin gestelde regel dat de vervoerder aansprakelijk is voor de kosten die met betrekking tot het vervoer gemaakt zijn, dit zijn kosten die in noodzakelijk verband staan met het vervoer zoals dit door de vervoerder moest worden uitgevoerd;

Overwegende dat het arrest vaststelt dat:

1) de BV Niemeyer aan eiseres de opdracht gaf voor een transport van een partij tabakswaren van Groningen (Nederland) naar de vestiging van verweerster te Wilsele;

2) de goederen uit de magazijnen van eiseres werden gestolen;

3) deze diefstal te wijten is aan de wanprestatie van eiseres;

4) verweerster voor de aanvang van het vervoer de accijnsrechten en de BTW heeft betaald;

5) de BTW noch de accijnzen konden worden gerecupereerd van hetzij de Belgische, hetzij de Nederlandse schatkist;

Overwegende dat het arrest oordeelt dat het 'intracommunautair vervoer naar België in beginsel mogelijk was omdat de accijnsrechten en de BTW betaald waren en de fiscale bandjes op de verpakkingen gekleefd waren' en beslist dat deze belastingen 'kosten zijn gemaakt met betrekking tot het vervoer van goederen' in de zin van artikel 23.4 van het CMR-Verdrag;

Dat de appèlrechters aldus zonder schending van artikel 23.4 van het CMR-Verdrag, oordelen dat de kosten gemaakt werden met betrekking tot het vervoer van de goederen;

Dat het middel niet kan worden aangenomen;

Om die redenen,

Het hof,

Verwerpt het cassatieberoep;

Veroordeelt eiseres in de kosten.

(...)