Article

Hof van Beroep Antwerpen, 27/03/2003, R.D.C.-T.B.H., 2004/3, p. 280-281

Hof van Beroep Antwerpen 27 maart 2003

KOOP - VERKOOP
Aankoop van tweedehands oplegger - Onderzoeksplicht van de koper
De kennis van een transportonderneming m.b.t. de wijze waarop vrachtwagens worden aangekocht en de daarmee gepaard gaande financieringsovereenkomsten staat gelijk aan deze van een handelaar in dergelijke voertuigen en op een transportonderneming rust derhalve dezelfde onderzoeksplicht.
VENTE
Achat d'une remorque d'occasion - Devoir d'investigation de l'acheteur
La connaissance d'une entreprise de transport à propos de la manière dont les camions sont achetés et des conventions de financement qui y sont afférents est similaire à celle d'un marchand de ce type de véhicules et le même devoir d'investigation repose par conséquent sur une entreprise de transport.

NV KBC Bank / BVBA P. Vosters

Zet.: E. Hulpiau (voorzitter), E. Lemmens en J. Embrechts (raadsheren)
Pl.: A. Van Hove loco J. De Lat, J.M. Paklons loco A. Van Deun
1. De antecedenten en de vorderingen

1.1. Op 24 september 1997 kocht BVBA Transcomm Services van NV Renting Car Trucks een nieuwe oplegger tegen de prijs van 68.790,45 EUR (2.775.000 BEF), BTW excl. Deze aankoop werd, samen met de aankoop van de daarbij horende trekker, gefinancierd door NV KBC Bank in het kader van een kredietopening. BVBA Transcomm Services had o.m. tot zekerheid een pand op de handelszaak verleend, met daaraan gekoppeld een vervreemdingsverbod en NV KBC Bank was in de rechten van de verkoper gesubrogeerd. De factuur was op 26 september 1997 neergelegd op de griffie van de Rechtbank van Koophandel te Tongeren.

Op 18 november 1998 heeft BVBA Transcomm Services deze oplegger buiten weten van NV KBC Bank verkocht aan BVBA Transport P. Vosters tegen de prijs van 61.973,38 EUR (2.500.000 BEF), excl. BTW.

Op 7 januari 1999 werd BVBA Transcomm Services failliet verklaard.

NV KBC Bank heeft een aangifte van schuldvordering ingediend volgens dewelke haar, uit hoofde van de financiering van de trekker en oplegger, nog een bedrag van 122.199,51 EUR (4.929.516 BEF) toekomt. De trekker werd door de curator verkocht tegen de prijs van 37.184,03 EUR (1.500.000 BEF) en NV KBC Bank ontving een uitkering van 24.789,35 EUR (1.000.000 BEF).

1.2. NV KBC Bank heeft op 21 februari 2001 BVBA Transport P. Vosters doen dagvaarden om te verschijnen voor de Rechtbank van Koophandel te Turnhout. Zij riep in dat deze laatste kennis had of moest hebben van de contractuele verplichtingen die BVBA Transcomm Services tegenover haar had en dat zij medeplichtig was aan de inbreuk op die contractuele verplichtingen. Zij begrootte de door haar geleden schade op 61.973,38 EUR (2.500.000 BEF).

1.3. In het bestreden vonnis d.d. 31 januari 2002 heeft de eerste rechter de vordering ongegrond verklaard. Hij oordeelde dat van BVBA Transport P. Vosters, die weliswaar handelaar is, maar wiens activiteiten niet bestaan uit de handel in rollend materiaal, niet mocht worden verwacht dat zij onderzoeksdaden zou stellen die vergelijkbaar zijn met deze die men wel van een professionele verkoper mag verwachten. Evenmin achtte de eerste rechter het aangetoond dat, omwille van de familiale verwantschap tussen de zaakvoerders van de beide vennootschappen, de kennis van de financiering en het vervreemdingsverbod moest worden aangenomen. Ten slotte wees de eerste rechter erop dat de verkoop tegen een zeer behoorlijke prijs was gerealiseerd en dat buiten betwisting stond dat BVBA Transport P. Vosters die effectief had betaald.

1.4. Met een verzoekschrift, dat op 8 maart 2002 ter griffie van dit hof werd neergelegd, heeft NV KBC Bank hoger beroep ingesteld. Zij vraagt de toekenning van haar voor de eerste rechter gestelde eis. BVBA Transport P. Vosters besluit tot de ongegrondheid van het hoger beroep.

2. Beoordeling

2.1. BVBA Transport P. Vosters is een vervoersonderneming. Een vervoersonderneming weet of behoort te weten dat transportmateriaal vaak wordt aangekocht door middel van financieringen, dat leningsovereenkomsten m.b.t. de aankoop van dergelijke goederen veelal een vervreemdingsverbod bevatten en dat de facturen van op die wijze aangekochte goederen door de kredietverschaffers ter griffie van de rechtbank van koophandel worden neergelegd met het oog op het tegenwerpelijk maken van hun voorrecht. Zij weet of behoort te weten dat, wanneer zij van een andere vervoersonderneming een oplegger koopt die amper een jaar oud is, het risico dat op deze oplegger een door de financier bedongen vervreemdingsverbod rust, groot is.

De kennis van een transportonderneming m.b.t. de wijze waarop vrachtwagens worden aangekocht en de daarmee gepaard gaande financieringsovereenkomsten staat gelijk aan deze van een handelaar in dergelijke voertuigen en op een transportonderneming rust derhalve dezelfde onderzoeksplicht.

BVBA Transport P. Vosters mocht zich daarom niet tevreden stellen met een verklaring van de verkoper, dat er geen 'koopbeletsel' was, maar had zich moeten informeren op de griffie van de Rechtbank van Koophandel te Tongeren, zijnde de rechtbank van de maatschappelijke zetel van BVBA Transcomm Services waar, volgens artikel 20, 5 Hyp.W., het eensluidend verklaard exemplaar van de factuur diende neergelegd.

De fout van BVBA Transport P. Vosters, dit onderzoek te hebben verzuimd, staat vast.

2.2. Dit onderzoek, waartoe zij als vervoersonderneming gehouden was, had haar geleerd dat de oplegger was gekocht door middel van een door NV KBC Bank verstrekte financiering en dat de eerder vermelde verklaring van de verkoper, niet veel kans had om waarheidsgetrouw te zijn. Zij had in die omstandigheden niet tot aankoop mogen overgaan zonder zich tot NV KBC Bank te hebben gewend om te vernemen of er op de te koop aangeboden oplegger al dan niet nog een vervreemdingsverbod rustte.

Haar fout had concreet tot gevolg dat NV KBC Bank het zadel van haar voorrecht verloor. BVBA Transport P. Vosters roept terecht in dat de schade moet worden begroot volgens de waarde van het voertuig op het ogenblik van het faillietverklarend vonnis. Zij werpt onterecht op dat de waarde niet zou bewezen zijn: de oplegger had op 18 november 1998 een waarde van 61.973,38 EUR (2.500.000 BEF) - dit is immers de prijs die zij ervoor betaalde en die slechts 10% lager ligt dat de aankoopprijs - en niets wijst erop dat de oplegger, zo hij in het vermogen van BVBA Transcomm Services was gebleven, op 7 januari 1999 een lagere waarde zou hebben gehad.

Uit de door NV KBC Bank voorgebrachte afrekening blijkt dat, zelfs zo zij het volledige bedrag van 37.184,03 EUR (1.500.000 BEF) zou ontvangen dat de curator bekwam door de verkoop van de trekker, haar vordering uit de financiering van de trekker en de oplegger nog steeds hoger is dan de som van 61.973,38 EUR (2.500.000 BEF).

Dit leidt tot het besluit dat de schade die zij door de fout van BVBA Transport P. Vosters leed, gelijk staat met de prijs die deze laatste voor de oplegger betaalde.

Om die redenen:

Het hof,

(...)

Verklaart het hoger beroep gegrond;

Wijzigt het bestreden vonnis;

Veroordeelt BVBA Transport P. Vosters tot betaling aan NV KBC Bank van de som van 61.973,38 EUR, vermeerderd met de compensatoire interesten vanaf 18 november 1999 tot heden en met de gerechtelijke interesten vanaf heden;

Verwijst BVBA Transport P. Vosters in de kosten van het geding in beide aanleggen (...).

[1] Docent UA. Advocaat te Antwerpen.