Op 2 juli 2019 publiceerde de Hoge Raad voor de Justitie (« HRJ ») haar verslag klachtenbehandeling 2018. In dit verslag geeft de HRJ toelichting bij de klachten van burgers die zij ontving over de werking van de Belgische rechterlijke organisatie. Dergelijke klachten kunnen bijv. betrekking hebben op het verloop van een bepaalde procedure, de omgang en communicatie met justitie, de partijdigheid van een magistraat of deskundige etc.
De HRJ oordeelde dat verschillende klachten die o.a. betrekking hadden op (i) de tijd die is verstreken tussen de datum van een verzoek tot het in staat stellen van een zaak en de bepaling van de rechtsdag en de uiteindelijke pleitdatum, en (ii) de vaststellingstermijn voor een hof van beroep gegrond waren en stelde dat het « een disfunctie van de rechterlijke orde » betreft.
Er wordt evenwel verschillende malen onderstreept dat de verantwoordelijkheid voor deze disfunctie niet noodzakelijkerwijs toe te schrijven is aan de rechterlijke macht. Zo wordt o.m. verwezen naar het aantal magistraten dat daadwerkelijk beschikbaar is in verhouding tot het wettelijk kader, het aantal zaken dat door de betrokken kamer moet worden behandeld, de noodzaak om bepaalde zaken prioritair te behandelen (bijv. kort geding), een gebrek aan controle over het aantal raadsheren of nog budgettaire beperkingen opgelegd door de regering. Voor verschillende dossiers werd naar verluidt een gepaste oplossing gevonden.