Voor de bespreking van dit arrest verwijzen we eerst naar een eerdere actualiteit (d.d. 15 augustus 2018) waarin de weigering tot homologatie van het reorganisatieplan door de rechtbank van koophandel te Luik werd besproken. In dit vonnis oordeelde de rechtbank van koophandel dat het voorliggende reorganisatieplan in strijd was met de openbare orde, omdat het plan niet de continuïteit van de onderneming nastreefde. De schuldenaarde is tegen deze beslissing in beroep gegaan en het arrest van het hof van beroep te Luik (9 oktober 2018, nr. 2018/RG/483) is het voorwerp van deze blogpost.
Het vraagstuk in deze bijdrage heeft betrekking op de mogelijkheid tot hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank van koophandel d.d. 9 april 2018. De rechtbank van koophandel had beslist op basis van artikel 55, §2 WCO dat de schuldenaar het plan diende aan te passen en het opnieuw voor te leggen aan de schuldeisers. Bovendien, stelt artikel 55, §2, in fine WCO dat tegen deze beslissing geen beroep of verzet openstaat.
Om de beroepsprocedure te begrijpen, dienen we het vonnis van de rechtbank van koophandel op te splitsen in twee beslissingen. Enerzijds de beslissing om de homologatie van het reorganisatieplan te weigeren op grond van een schending van de openbare orde. Anderzijds de beslissing om ingevolge deze weigering de schuldenaar een tweede kans te geven en het reorganisatieplan aan te passen. We kunnen begrijpen dat tegen deze laatste beslissing geen hoger beroep of verzet open staat, voornamelijk wanneer dit rechtsmiddel uitgaat van de schuldeisers. Beroep of verzet tegen deze beslissing uitgaande van de schuldeiser zou de schuldenaar zijn tweede kans kunnen ontnemen. Echter, we kunnen even goed begrijpen dat tegen de beslissing tot weigering van de homologatie wel hoger beroep mogelijk dient te zijn, indien een van de belanghebbenden, vermoedelijk voornamelijk de schuldenaar, zelf niet akkoord gaat met de weigering van het reorganisatieplan en het alsnog in deze vorm wil laten homologeren.
Bijgevolg is de meest nuttige interpretatie van artikel 55, §2, in fine WCO diegene waarin aan de ene kant het verbod tot hoger beroep of verzet enkel betrekking heeft op de specifieke beslissing tot een tweede kans voor de schuldenaar en aan de andere kant de beslissing tot weigering van de homologatie wel openstaat voor hoger beroep of verzet. Vermoedelijk is dit ook wat de wetgever bedoelt met de nieuwe formulering in artikel XX.79, §2, in fine WER: tegen de op grond van deze paragraaf gewezen beslissingen kan slechts hoger beroep of verzet worden ingesteld samen met het eindvonnis over de homologatie.
In casu is in het vonnis van de rechtbank van koophandel d.d. 9 april 2018 een eindbeslissing genomen over de weigering tot homologatie en waartegen de schuldenaar hoger beroep heeft aangetekend. Het hof van beroep heeft zich vervolgens opnieuw over de weigering tot homologatie gebogen en is tot de vaststelling gekomen dat er geen sprake is van een schending van de openbare orde. Bijgevolg werd het reorganisatieplan alsnog goedgekeurd en de gerechtelijke reorganisatie afgesloten.