Op 2 februari 2024 werd Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek aangenomen door de Kamer. Het zal gepubliceerd worden in juni 2024 en in werking treden op 1 januari 2025.
Hierna een aantal voor ondernemingen relevante nieuwigheden en preciseringen:
Wat betreft het schadeverwekkend feit
- De fout wordt in principe objectief beoordeeld, niet subjectief (behoudens het bewijs van onoverwinnelijke dwaling). Om te oordelen of de algemene zorgvuldigheidsnorm werd geschonden, kan de rechter onder meer rekening houden met de voorzienbaarheid van de schade en (precisering die zorgde voor controverse) de omvang van inspanningen en maatregelen nodig om de schade te voorkomen (6.6).
- De Wet Productenaansprakelijkheid wordt ongewijzigd geïntegreerd (6.43-6.57).
- Rechtspersonen zijn foutloos aansprakelijk voor de schadelijke gevolgen van fouten van (leden van hun) bestuursorganen (ook feitelijke), tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van hun functie (6.14).
- Voor de foutloze aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken wordt het veiligheidscriterium gehanteerd. Een zaak is gebrekkig als zij “door een van haar kenmerken niet de veiligheid biedt die men gerechtigd is te verwachten in de gegeven omstandigheden” (6.17). Deze regeling geldt voortaan ook voor gebouwen (geen apart artikel meer).
- De regels gelden zowel voor natuurlijke personen als voor rechtspersonen (6.4).
Wat betreft het oorzakelijk verband (ook relevant voor contractuele aansprakelijkheid)
- De conditio sine qua non regel wordt gecodificeerd, maar bij (gelijktijdige) samenlopende oorzaken wordt deze gecorrigeerd: “Indien een tot aansprakelijkheid leidend feit geen noodzakelijke voorwaarde is voor de schade om de enkele reden dat een of meer andere gelijktijdige feiten, afzonderlijk of samen, een voldoende voorwaarde zijn voor de schade, is het niettemin ook een oorzaak.” (6.18).
- Bij wijze van uitzondering is er, ondanks oorzakelijk verband, geen aansprakelijkheid indien “het verband tussen het tot aansprakelijkheid leidende feit en de schade dermate verwijderd is dat het kennelijk onredelijk zou zijn de schade toe te rekenen” aan de aansprakelijke, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden “met het onwaarschijnlijke karakter van de schade in het licht van de normale gevolgen van het tot aansprakelijkheid leidende feit en met de omstandigheid dat dit feit niet op betekenisvolle wijze heeft bijgedragen tot het ontstaan van de schade.” (6.18)
- Meerdere aansprakelijken voor eenzelfde schade zijn in solidum aansprakelijk (6.19). De hoofdelijkheid bij gemeenschappelijke fout (art. 50 Sw.) wordt ook een in solidum
- Het “verlies van een kans” wordt opgevangen door een procentuele vermindering van de schadevergoeding, in verhouding tot de waarschijnlijkheid waarmee de fout de schade heeft veroorzaakt (art. 6.22).
- Als verschillende potentiële aansprakelijken door soortgelijke feiten het risico op schade hebben doen ontstaan, maar het individueel oorzakelijk verband niet kan worden aangetoond, is elk van hen aansprakelijk, proportioneel volgens de waarschijnlijkheid van het oorzakelijk verband (6.23).
Wat betreft de schadeloosstelling
- Het principe van de integrale schadeloosstelling wordt bevestigd (6.30).
- Als exacte bepaling van de schade buitensporige kosten met zich meebrengt kan die geraamd worden (6.36).
- Schadevergoeding kan naar billijkheid als de omvang niet anders kan worden bepaald (6.36).
- Ook de redelijke kosten gemaakt om (dreigende) schade te voorkomen vormen vergoedbare schade, zelfs als ze vruchteloos waren (6.28).
- De bepaling van zaakschade wordt geregeld (6.38), zonder vermindering voor vetusteit.
- Extrapatrimoniale schade kan ook gevorderd worden door een rechtspersoon indien verenigbaar met haar aard (6.26).
- Bij aantasting van een persoonlijkheidsrecht of reputatie kan de opzettelijke dader ook veroordeeld worden tot het afdragen van de nettowinst die hij heeft gerealiseerd (6.31).
- Er wordt een artikel gewijd aan herstel in natura (6.33) als alternatief voor schadevergoeding.
- De schadevergoeding wordt enkel verminderd met de voordelen die de benadeelde heeft ontvangen indien hij die niet zou hebben ontvangen zonder de fout en indien die voordelen strekken tot schadeloosstelling (6.35).
Wat betreft contractanten en uitvoeringsagenten
- Voortaan kunnen ook contractanten en hun uitvoeringsagenten buitencontractueel aansprakelijk worden gesteld (indien niet contractueel uitgesloten), maar de contractuele verweermiddelen (voor de hulppersoon deze uit beide contracten) kunnen worden opgeworpen, tenzij bij aantasting van fysieke of psychische integriteit of bij het opzet schade te veroorzaken. Dat een fout strafrechtelijk beteugeld wordt, volstaat niet meer om het contract uit te schakelen (6.3).
- Deze buitencontractuele aansprakelijkheid kan dus in theorie vanaf januari 2025, zelfs bij contracten gesloten onder de rechtspraak van samenloopverbod en quasi-immuniteit. Om dit te verhelpen is een wetswijziging wenselijk, zo niet een flexibele opvatting dat voor de contracten die bestonden voor de stemming over Boek 6 de partijen impliciet (gelet op de vaste rechtspraak) de buitencontractuele vordering hebben uitgesloten.