Krachtens artikel 57 van de Wet van 30 maart 1976 betreffende de economische herstelmaatregelen zijn automatische prijsindexeringsclausules verwijzend naar algemene indexen zoals de consumptieprijsindex of de gezondheidsindex verboden (behoudens uitzonderingen zoals in huurovereenkomsten of overeenkomsten met een buitenlands element). Automatische prijsaanpassingsbedingen worden onderworpen aan specifieke beperkingen. Zij moeten verwijzen naar parameters die de reële kosten vertegenwoordigen, in verhouding tot hun aandeel in de prijs, en de prijsherziening mag slechts worden toegepast op maximum 80% van de eindprijs. Deze regeling wordt geanalyseerd in een bijdrage in het nummer 2023/3 van het Tijdschrift voor Belgisch Handelsrecht.
Een voorontwerp van wet van de Minister van Economie en Werk, voor advies voorgelegd aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, strekt ertoe deze regeling te wijzigen.
– Het voorontwerp behoudt de regel dat een prijsindexeringsbeding niet mag verwijzen naar algemene indexen, maar enkel rekening mag houden met de werkelijke kosten die de bestanddelen van de eindprijs vormen, in functie van hun aandeel;
– De huidige regel dat maximaal 80% van de prijs mag geïndexeerd worden, wordt in het voorontwerp geschrapt;
– Het voorontwerp stelt evenwel een nieuwe beperking voor: het indexeringsbeding mag niet leiden tot een stijging of tot een daling van de prijs met meer dan 80%;
– Uitzonderingen, zoals deze voor overeenkomsten met een buitenlands element, worden niet meer voorzien in het voorontwerp. Uitzonderingen zullen enkel gelden als ze voorzien zijn in bijzondere wetten, zoals nu bv. het geval is voor huurovereenkomsten.
Zeker de nieuwe 80% regel, waarvan de interpretatie tot discussie kan leiden, strekt tot bedenkingen. Indien het gaat om een absolute grens van 80% over de gehele looptijd van het contract, is dit vrij arbitrair. Een prijsstijging van 80% in een contract van één jaar oogt belangrijk, een prijsstijging van 80% in een contract van 20 jaar is dat niet.
In een advies van 29 juni 2023 hebben de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en haar commissies Verbruik, Onrechtmatige bedingen en Mededinging de Minister gevraagd om nadere toelichting. Zij zijn van oordeel dat het voorontwerp van wet in zijn huidige vorm niet kan worden aangenomen. Naast een aantal vragen aan de Minister over de motieven en de inhoud van het voorontwerp en de interactie ervan met de bestaande regels uit het WER inzake onrechtmatige bedingen (B2B en B2C), wensen zij kennis te nemen van de economische implicaties die eruit zouden voortvloeien, waaronder de impact op de marktwerking, op de index van de consumptieprijzen en dus op de lonen, op de mededinging, …. Zij verzoeken de Minister om de adviezen in te winnen van de Nationale Bank, het Federaal Planbureau, het Prijzenobservatorium en de Belgische Mededingingsautoriteit.